www.wimjongman.nl

(homepagina)

Daniël 5:1-17 - Onze God is heilig en soeverein

Door Howard - 17 juni 2020

 

Illustratie van de droom van koning Nebukadnezar in Daniel 2 (Afbeelding: screenshot YouTube)

 

 

Deel 1 - Deel 2 - Deel 3 - Deel 4

Dan 5:1-17

God slaat de trots teneer. Leren we daar de waarheid van? Als we nu terugkijken, zien we het plotselinge oordeel en de val van niet alleen koning Belsazar, maar ook van de prachtige stad Babylon en het koninkrijk - in één nacht, misschien wel in één uur! (Openbaring 18:10)

Ongeveer 70 jaar zijn verstreken sinds hoofdstuk 1, en ongeveer 20 jaar sinds het einde van hoofdstuk 4. Daniël is bijna 90 jaar oud. De eerste vier hoofdstukken in Daniël - dat is 1/3 van het boek - gaan over Nebukadnezar, de koning die de God van Israël gebruikte om zijn verbondsvolk te kastijden, en om de heilige tempel in Jeruzalem te verbranden die door koning Salomo was gebouwd. Deze hoofdstukken gaan over de handelingen van koning Nebukadezar met een getrouw overblijfsel van het Joodse volk in ballingschap, en met de God van Israël. Hoofdstuk 5 brengt dan het einde van het eerste koninkrijk, dat van goud, waarvan Nebukadezar had gedroomd in hoofdstuk 2 (Jer 25:11-13; 51:11-13), en dat leidt naar het tweede koninkrijk van zilver - dat van de Meden en de Perzen - een koninkrijk van mindere kwaliteit, maar dat regeerde over meer land en volk. God oordeelt over de Babyloniërs voor hun afgoderij en voor het vernietigen van Zijn Tempel.

4:37 - het hoogtepunt van de eerste zes hoofdstukken: de Babylonische koning der koningen, Nebukadnezar, het hoofd van goud, onderwerpt zich en bekeert zich om persoonlijk lof en eer te geven aan de Koning van de Hemel, de Allerhoogste God, aan de God van de Joden, maar ook van de heidenen, en de Heerser over de koningen van de aarde (Rom 3:27-30; Openbaring 1:4-7). Hij verklaarde dit "aan alle volken, naties en talen die op de gehele aarde wonen" (red., althans in heel zijn koninkrijk in die tijd, en door de Schrift tot allen). (4:1)

5:1 Belsazar, de "zoon", waarschijnlijk een kleinzoon van Nebukadnezar (Gen 28:13; Matt 21:9), gaf een groot feest in zijn overmoed, en dronk de beste wijn in de aanwezigheid van zijn 1000 rijke en machtige gasten, die hij daarna zou dienen.

v 2 De trots en de wijn brachten zijn dwaasheid naar buiten om het heilige vaatwerk voor de dienst van de Heer van de hemel naar buiten te brengen, die zijn vader/grootvader Nebukadnezar van Jeruzalem naar Babylon had gebracht, voor degenen die dicht bij hem stonden om daaruit te drinken. (Pr 20:1)

v 3 Dat deden ze, ook de vrouwen van de koning (zie v 10).

v 4 Zij dronken de wijn en gaven lof aan de goden van goud en zilver, brons en ijzer, hout en steen - afgoderij van de geschapen dingen en van de menselijke werken van hun handen - het tegenovergestelde van wat Nebukadnezar had geleerd te doen. Belsazar negeerde dat, ook al wist hij dat (5:22; Handelingen 17:29-31; Openbaring 9:20; Dt 29:16-18). God geeft tijd voor berouw, maar aan Zijn eigen volk minder, want wij hebben Zijn Torah ontvangen. Afgoderij zit in de zondige natuur van de mens, en zonde is bedrieglijk.

v 5 De ware God was er op dat moment met Zijn hand om een boodschap op de muur te schrijven, in het licht van de lamp op de muur tegenover hen. De koning zag het.

v 6 De koning was volledig ontgoocheld; hij wist dat dit iets bovennatuurlijks en hoogst ongebruikelijks was, en niet goed voor hem.

v 7 De koning riep luid naar de Babylonische 'wijzen', ook al hadden ze al bewezen vals te zijn, en beloofde opnieuw eer en geschenken aan wie het hem zou kunnen uitleggen. Hij had niets geleerd van het recente verleden met zijn vader/grootvader, maar hij wist dat dit veelbetekenend was.

v 8 Deze Babylonische wijzen en religieuzen konden het schrift niet lezen, net zoals in het geval van de droom van Nebukadnezar. We weten dat het schrift in het Aramees was, de taal van Babylon. Waarom konden ze de woorden niet lezen? Misschien waren ze te dronken? Of misschien stond het in een ander schrift dat ze niet hadden geleerd? We weten dat sommigen van ons die ofwel staand of cursief schrift kunnen lezen, maar niet allebei.

v 9 De koning was zeer verontrust, en de officiële gasten merkten het op, en waren verbaasd. Hun koning, die over hen heerste, werd nu overgeleverd: en dat aan het handschrift dat op de muur stond. Zijn val en einde was nabij.

v 10 De koningin (waarschijnlijk zijn moeder; zie v 3) kwam binnen - zij was niet dronken! - en gaf nuchtere en wijze raad aan haar zoon, wat een van de belangrijkste dingen is die God de moeders voor hun zonen heeft gegeven (Spr. 1:8-9). Maar ze besefte de ernst van de situatie niet, want ze zei hem dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.

v 11 Er is een man in het koninkrijk die dit aan u kan uitleggen. In Nebukadnezars tijd hielp deze man om Gods raad en doel in de wanorde te brengen. Uw vader verhief Daniël boven de 'wijzen', vanwege de Geest van de God der Heiligheid in hem, het licht, het verstand en zijn wijsheid als de goden... maar hij werd niet gezocht door Belsassar.

v 12 De heilige kwaliteiten waarom Daniël boven de 'wijzen' werd verheven, en wat de vrouw van de koning wist en zich herinnerde, wat Belsasar niet wist of negeerde waren: uitstekende geest, kennis, begrip, het interpreteren van dromen, het oplossen van raadsels, en het uitleggen van raadsels. Roep Daniel!

v 13 Daniël werd binnengebracht en gevraagd of hij tot de ballingen van de Joden behoorde. Belsazar wilde er zeker van zijn dat dit de Daniël was waar hij over gehoord had, maar die hij niet had gezocht, hoewel de Joden en hun God de Babyloniërs gezegend hadden. Voor Belsazar was Daniël slechts één van de gevangenen in ballingschap.

v 14 Ik heb gehoord dat de Geest van God in u is.

v 15 De wijzen en de geestenbezweerders werden binnengebracht, maar faalden om antwoord te geven.

v 16 Ik heb gehoord dat u dat wel kunt, en ik zal u belonen als u dat doet.

v 17 Daniël was Gods trouwe dienaar en profeet aan de koningen van Babel; hij was niet te koop; zijn gaven waren van de HEERE om Hem te vertegenwoordigen in dit vreemde land en koninkrijk. Hij zou spreken wat God hem gaf om te spreken, niet wat de koning zou willen horen. Daniël was niet zoals Bileam, die wel de geschenken en de eer van koning Balak wilde. Wat zeer gewaardeerd wordt onder de mensen is een gruwel voor God (Lk 16:13-15).

Wat kunnen we hiervan leren voor ons eigen leven en onze eigen tijd?

1. God haat hoogmoed, die zich uitdrukt alsof er geen God is die oordeelt in gerechtigheid, of die zichzelf rechtvaardigt door eigen werken of macht of rijkdom. Jezus zegt dat we moeten leren van Hem die nederig van hart is.

2. God heft koningen en koninkrijken op en haalt ze neer: de hele wereld is in Zijn handen!

3. We moeten uit de geschiedenis leren dat de Heer heilig en soeverein is en ons geloof en hoop geeft in de waarheid van Zijn Woord. Jeremia had ook geprofeteerd over de val van Babylon aan het einde van 70 jaar.

4. Wij die in Jeshua/Jezus geloven en heilige vaten zijn voor Gods dienst, moeten leren om de heiliging van ons lichaam en onze gedachten in stand te houden. Wees niet dronken van wijn, maar vol met de Heilige Geest. De Vader is op zoek naar hen die Hem in geest en waarheid zullen aanbidden.

5. Wij moeten de hulp en de wijsheid van de echte gelovigen zoeken voordat wij naar hen kijken die niet bang zijn voor God of wier raad alleen "van de wereld" is.

6. Daniël begreep de tijden waarin hij leefde en kon spreken tot anderen om hen in hun leven te helpen volgelingen van de ene, ware levende God te worden en niet te lijden onder het oordeel (11:32-35). We kunnen van Daniël leren om de moed te hebben om de waarheid te spreken, zelfs tot koningen, zoals de Heilige Geest ons de woorden geeft, in de vrees voor de HEER en niet voor de mens; het zoeken naar Gods lof en niet naar die van de mens (Matt 10:18-20; Joh 12:42-43; Luc 16:13-15).

Bron: Daniel 5:1-17 — Our God is Holy and Sovereign | Streams in the Negev