www.wimjongman.nl

(homepagina)

Het boek Jubileeën

Hoofdstuk 4

Kaïn en Abel en andere kinderen van Adam: 1-12. Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered: 13-15. Henoch en zijn geschiedenis: 16-25. Vier heilige plaatsen: 26. Methusalach, Lamech, Noach: 27,28. Dood van Adam en Kaïn: 29-32. Sem, Cham en Jafeth: 33. (Zie Gen. iv-v)

  1. En in de derde jaarweek van de tweede jubeljaarperiode [64-70 Anno Mundi] beviel ze van Kaïn, en in de vierde [71-77 AM] baarde ze Abel, en in de vijfde [78-84 AM] is ze bevallen van haar dochter Awan.
  2. En in de eerste (jaar) van de derde jubeljaarperiode [99-105 AM] doodde Kaïn Abel, want (God) accepteerde het offer van Abel en aanvaardde het aanbod van Kaïn niet.
  3. En hij sloeg hem in het veld; en zijn bloed riep vanaf de grond naar de hemel, klagend omdat hij hem gedood had.
  4. En de Heer berispte Kaïn vanwege Abel, omdat hij hem gedood had, en Hij heeft hem tot een vluchteling op de aarde gemaakt vanwege het bloed van zijn broer, en Hij vervloekte hem op de aarde.
  5. En op zijn verantwoording is geschreven op de hemelse tafels: 'Vervloekt is hij die zijn naaste verraderlijk slaat, en laat allen die het gezien en gehoord hebben zeggen: het zij zo. En de man die het heeft gezien en dit niet heeft verklaard, die zij ook vervloekt zoals die ander.'
  6. En om deze reden maken wij bekend, wanneer we voor de Heer onze God komen, al de zonde die is gepleegd in hemel en op aarde, in het licht en in de duisternis, en overal.
  7. En Adam en zijn vrouw rouwden om Abel vier jaarweken, [99-127 AM] en in het vierde jaar van de vijfde jaarweek [130 AM] zijn ze weer vrolijk geworden, en Adam had opnieuw gemeenschap met zijn vrouw, en zij baarde hem een zoon, en hij noemde zijn naam Seth, want zei hij: 'God heeft verwekt een tweede zaad voor ons op de aarde in plaats van Abel; want Kaïn doodde hem.'
  8. En in de zesde jaarweek [134-140 AM] verwekte hij zijn dochter Azura.
  9. En Kaïn nam Awan, zijn zuster, tot zijn vrouw en zij baarde hem Henoch aan het einde van de vierde jubeljaarperiode [190-196 A.M.]. En in het eerste jaar van de eerste jaarweek van de vijfde jubeljaarperiode [197 AM] werden huizen gebouwd op de aarde, en Kaïn bouwde een stad, en noemde zijn naam naar de naam van zijn zoon Henoch.
  10. En Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij baarde nog negen zonen.
  11. En in de vijfde jaarweek van de vijfde jubeljaarperiode [225-231 AM] nam Seth zijn zuster Azura tot zijn vrouw, en in het vierde (jaar van de zesde jaarweek) [235 AM] baarde zij hem Enos.
  12. Hij begon de naam van de Heer op aarde aan te roepen.
  13. En in de zevende jubeljaarperiode in de derde jaarweek [309-315 AM] nam Enos zijn zuster Noam tot zijn vrouw, en zij baarde hem een zoon in het derde jaar van de vijfde jaarweek, en hij noemde zijn naam Kenan.
  14. En aan het einde van de achtste jubeljaarperiode [386-392 AM] nam Kenan zijn zuster Mualeleth tot zijn vrouw, en zij baarde hem een zoon in de negende jubeljaarperiode, in de eerste week van het derde jaar van deze jaarweek, [395 AM] en hij noemde zijn naam Mahalaleël.
  15. En in de tweede jaarweek van de tiende jubeljaarperiode [449-455 AM] nam Mahalaleël zich Dinah tot vrouw, de dochter van Barakiel, de dochter van de broer van zijn vader, en zij baarde hem een zoon in de derde week in het zesde jaar, [461 AM] en hij noemde zijn naam Jared, want in zijn dagen daalden de engelen van de Heer neer op de aarde, die zijn uitgeroepen tot de Wachters, dat zij de mensenkinderen moeten instrueren, en dat ze moeten oordelen en oprechtheid doen op aarde.
  16. In de elfde jubeljaarperiode [512-518 AM] nam Jared voor zichzelf een vrouw, en haar naam was Baraka, de dochter van Rasujal, een dochter van de broer van zijn vader, in de vierde jaarweek van deze jubeljaarperiode [522 AM], en ze baarde hem een zoon in de vijfde jaarweek, in het vierde jaar van de jubeljaarperiode, en hij noemde zijn naam Henoch.
  17. En hij was de eerste onder de mensen die op aarde geboren zijn, die schrijven en kennis en wijsheid geleerd hebben, en die de tekenen van de hemel in de volgorde van hun maanden in een boek opschreven, opdat de mensen de seizoenen van de jaren zouden kennen in de volgorde van hun afzonderlijke maanden.
  18. En hij was de eerste die een getuigenis heeft opgeschreven, en hij getuigde aan de mensenzonen onder de generaties der aarde, en hij hertelde de jaarweken van de jubeljaarperioden, en hij maakte hun de dagen der jaren bekend, en ordende de maanden en hertelde de sabbatten der jaren, zoals wij die aan hem bekend maakten.
  19. En wat was en wat zal zijn, zag hij in een visioen in zijn slaap, van wat er zal gebeuren met de mensenkinderen in hun geslachten tot op de dag van het oordeel; hij zag en begreep alles, en schreef zijn getuigenis, en legde het getuigenis vast op aarde voor alle mensenkinderen en voor hun geslachten.
  20. En in de twaalfde jubeljaarperiode, in de zevende jaarweek daarvan [582-588], nam hij zich een vrouw, en haar naam was Edna, de dochter van Danel, de dochter van de broer van zijn vader, en in het zesde jaar in deze jaarweek [587 AM] baarde ze hem een zoon en hij noemde zijn naam Methusalach.
  21. En hij was bovendien met de engelen van God deze zes jubeljaarperioden van jaren, en zij lieten hem alles zien wat op aarde en in de hemel is, de regel van de zon, en hij schreef alles op.
  22. En hij getuigde van de Wachters, die met de dochters der mensen gezondigd hadden; deze waren begonnen om zichzelf te verbinden om te worden verontreinigd met de dochters der mensen, en Henoch getuigde tegen (hen) allemaal.
  23. En hij werd weggenomen van onder de mensenkinderen, en wij leidden hem naar de tuin van Eden in hoogheid en eer, en zie, daar schreef hij de veroordeling en het oordeel van de wereld, en al de boosheid van de mensenkinderen.
  24. En voor deze zaak bracht (God) het water van de zondvloed over het ganse land van Eden; want daar werd hij gesteld als een teken en dat hij moest getuigen tegen al de mensenkinderen, dat hij al de daden van de generaties moest optellen tot aan de dag van de veroordeling.
  25. En hij ontstak het wierook van het geheiligde, (zelfs) zoete specerijen aanvaardbaar voor de Heer op de berg.
  26. Want de Heere heeft vier plaatsen op de aarde, de Hof van Eden, en de Berg van het Oosten, en deze berg waarop gij deze dag zijt, de Berg Sinaï, en de Berg Sion (die) zal worden geheiligd in de nieuwe schepping voor de heiliging van de aarde; daardoor zal de aarde worden gezuiverd van al (zijn) schuld en zijn onreinheid door al de generaties van de wereld.
  27. En in de veertiende jubeljaarperiode [652 AM] nam Methuselach zelf een vrouw, Edna, de dochter van Azrial, de dochter van de broer van zijn vader, in de derde jaarweek, in het eerste jaar van deze jaarweek, [701-707 AM] en hij gewon een zoon en gaf hem de naam Lamech.
  28. En in de vijftiende jubeljaarperiode in de derde jaarweek nam Lamech voor zichzelf een vrouw, en haar naam was Betenos, de dochter van Baraki'il, de dochter van de broer van zijn vader, en in deze jaarweek baarde zij een zoon en hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal mij troosten voor mijn moeite en al mijn werk, en voor de grond die de Heer heeft vervloekt.'
  29. En aan het einde van de negentiende jubeljaarperiode, in de zevende jaarweek, in het zesde jaar [930 AM] daarvan, stierf Adam, en al zijn zonen begroeven hem in het land van zijn schepping, en hij was de eerste die werd begraven in de aarde.
  30. En hij miste zeventig jaar van de duizend jaren; want duizend jaren zijn als één dag in het getuigenis van de hemel en daarom werd dit geschreven over de boom van kennis: 'Op de dag dat u daarvan eet, zult u sterven.' Om deze reden zijn de jaren van deze dag niet compleet; want hij stierf tijdens deze dag.
  31. Aan het einde van deze jubeljaarperiode werd na hem Kaïn gedood in hetzelfde jaar; omdat zijn huis op hem viel en hij stierf in het midden van zijn huis, en hij werd gedood door zijn stenen; met een steen had hij Abel gedood, en door een steen is hij in een rechtvaardig oordeel gedood.
  32. Om deze reden werd er op de hemelse tafels geschreven: Met het instrument waarmee een man zijn buurman doodt, met dezelfde zal hij gedood worden; op de wijze dat hij hem gewond heeft, op gelijke wijze zullen zij met hem doen.'
  33. En in de vijfentwintigste jubeljaarperiode [1205 AM] nam Noach voor zichzelf een vrouw, en haar naam was Emzara, de dochter van Rake'el, de dochter van de broer van zijn vader, in het eerste jaar in de vijfde jaarweek [1207 AM], en in het derde jaar daarvan baarde zij hem Sem, in het vijfde jaar daarvan [1209 AM] baarde zij hem Cham, en in het eerste jaar in de zesde jaarweek [1212 AM] baarde hem zij Jafeth.

Hoofdstuk 1 | 2 | 3 | 5

Bron: Jubilees 4

Bron: From The Apocrypha and Pseudepigrapha of the Old Testament by R.H. Charles, Oxford: Clarendon Press, 1913
Scanned and Edited by Joshua Williams, Northwest Nazarene College


printen??? spaar papier en inkt.