www.wimjongman.nl

(homepagina)


( )

Een gedeelte uit het boek van Tjerk Dijkstra: Van de Hermon naar Golgotha.

6. De derde dag van de lijdensweek

Weer een berg!164

De volgende ochtend op de weg van Betanië over de Olijfberg passeerde de groep weer de vijgenboom die nu compleet verdroogd was. Petrus herinnerde zich Jezus’ woorden van de dag ervoor en wees de anderen hierop. Ze waren allen verbaasd over de snelheid waarmee de boom verdord was. “Kijk Rabbi, de vijgen- boom die U vervloekte, is helemaal verdord!” zei Petrus. Jezus pauzeert, draait zich om en zegt: “Vertrouw op God. Luister goed! Als je met geloof tegen deze berg165 zou zeggen: ‘Kom van de grond en gooi jezelf in de zee!’166 dan zal het gebeuren”. Petrus herinnerde zich Jezus’ woorden op de berg Hermon en vroeg zich af waarom Jezus iets soortgelijks zei over de Olijfberg. Was dat misschien vanwege Salomo, die zich van God afkeerde door offerplekken voor Baäl167 en andere afgoden te bouwen op deze berg?168 En kon de zee dan symbool staan voor Leviathan? 169 Petrus had weinig tijd om hierover na te den- ken, want Jezus vervolgde Zijn onderwijs.

De Olijfberg

Ezechiël 11:23 onthult een cruciaal moment in de Bijbelse geschiedenis, waarbij de Glorie of Stralende Aanwezigheid van de Heer de Eerste Tempel verliet vanwege de afgodendienst en zich verplaatste tot boven de Olijfberg.

Opmerkelijk is dat de Bijbel geen melding maakt van de terugkeer van deze Heerlijkheid naar de Tweede Tempel, een mysterie dat aansluit bij de latere hemelvaart van de Heer Jezus na Zijn opstanding, vanaf dezelfde locatie. Veel later, op dezelfde plek, bad Jezus in een speciaal gebed op de Olijfberg. Hij vroeg om dezelfde Glorie die Hij had voor de wereld begon (Johannes 17:5). In de toekomst, als Jezus met Glorie terugkomt, zal Hij weer op de Olijf- berg staan. Dan zal de berg in twee delen splitsen (Zacharia 14:4). Op dat moment zullen de zichtbare en onzichtbare vijanden van de Heer de beker van Gods straf moeten drinken (Zacharia 12:2 en Jeremia 25:15). Dit is net zoals Jezus die beker voor ons dronk op de Olijfberg, wat we kunnen lezen in Matteüs 26:39. De vele bezoeken van Jezus aan de Olijfberg in de laatste week van Zijn aardse leven roepen vragen op over de betekenis van deze plek. Het lijkt erop dat de Olijfberg niet alleen een toevlucht en plaats van gebed voor Jezus was, maar ook een cruciale locatie in de vervulling van Gods red- dingsplan voor de mensheid.

Jezus benadrukt: “Geloof zonder te twijfelen. Als je iets vraagt in gebed, geloof dan dat je het ontvangt. En als je gaat bidden en je bent nog boos op iemand, vergeef hem dan eerst.” Petrus ziet nu in hoe geloof en bidden met elkaar verbon- den zijn. Diep in gedachten verzonken krijgt hij een duwtje van Andreas: “Wak- ker worden, Petrus, we moeten verder.” Johannes kijkt toe en kan een glimlach niet onderdrukken. Samen voegen ze zich weer bij de groep. Ze zetten hun reis voort, verrijkt met inzichten, van de Olijfberg op weg naar Jeruzalem.

Uitdagingen in de Tempel170
Jezus en Zijn discipelen klommen de trappen van de Gouden Poort op naar de Tempel. Ze keken nieuwsgierig om zich heen, opmerkend dat het er rustiger was zonder de gebruikelijke drukte van handelaren. “Wat goed dat er vandaag minder geldwisselaars en dierenverkopers zijn,” merkte Judas Taddeüs op, “nu is er meer ruimte voor gebed en lofzang.” De anderen gaven hem gelijk met een knikje, nog steeds onder de indruk van de gebeurtenissen van gisteren. Ze vonden een rus- tige plek waar Jezus begon te onderwijzen en het goede nieuws te verspreiden. Een menigte verzamelde zich snel om hen heen.

Tijdens een wandeling over het tempelplein werden ze gestopt door de leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk die Jezus aanspraken op Zijn daden en de bron van Zijn autoriteit. Ze waren nog steeds ontstemd door het wegjagen van de verkopers uit de Tempel. Ze zeiden tegen Hem: “Waarom denkt U dat U deze dingen mag doen? En wie heeft tegen U gezegd dat U deze dingen moet doen?”
Jezus reageert eerst niet op hun vragen, maar laat ze even in spanning. Hij weet dat deze religieuze leiders de waarheid toch niet willen accepteren. Daarna stelt Hij als een ware rabbi een tegenvraag:171 “Ik zal jullie een vraag stellen. Beantwoord die, en dan zal Ik jullie vertellen waarom Ik dit mag doen. Was de doop van Johannes van God of had hij dat zelf bedacht?”
De tempelleiders raakten lichtelijk in paniek en overlegden onderling. Ze wis- ten dat als ze zeiden dat Johannes’ doop van God kwam, Jezus hen zou vragen waarom ze Hem dan niet geloofd hadden. Maar als ze zouden beweren dat Johan- nes dit zelf bedacht had, zouden ze het risico lopen door de menigte gestenigd te worden, omdat iedereen Johannes als een profeet zag. Uiteindelijk antwoordden ze Jezus voorzichtig, hopend dat niemand het zou horen: “We weten het niet.” Waarop Jezus zei: “Dan vertel Ik jullie ook niet waarom Ik deze dingen mag doen.”
Jezus zocht een rustiger plekje op in het tempelcomplex om Zijn lessen voort te zetten. Zowel de gewone mensen als de religieuze leiders — priesters en farizeeërs — volgden Hem, verlangend naar wat Hij te zeggen had. Zijn volgelingen en andere aanwezigen namen plaats rondom Hem, luisterend naar elk woord. De priesters en farizeeërs hielden zich wat afzijdig, alert op elke mogelijke misstap van deze Rabbi. Jezus merkte hun aanwezigheid op maar ging onverstoord door met Zijn onderwijs, nu gebruikmakend van drie parabels om Zijn punt te maken.
Hij vertelde over een vader met twee zonen aan wie gevraagd werd te werken in de wijngaard.172 De eerste zoon weigerde aanvankelijk maar besloot later toch te gaan, terwijl de tweede zoon toezegde maar niet ging. Jezus vroeg, “Wie van de twee deed wat zijn vader vroeg?” De menigte antwoordde unaniem: “De eerste.” Jezus richtte zich tot de aanwezigen en wierp een blik op de priesters en farizeeërs: “Let op! Ik vertel jullie dat degenen die jullie als zondaren beschouwen, waaronder de prostituees, jullie voor zullen zijn in het binnengaan van het Koninkrijk van God. Johannes heeft jullie de weg getoond die God van jullie verlangt. Echter, jullie hebben zijn woorden genegeerd. Maar de mensen die jullie afwijzen, hebben naar hem geluisterd. Zelfs toen jullie dit met eigen ogen zagen, hebben jullie je niet bedacht en zijn jullie niet tot inzicht gekomen.” De mensen keken nieuwsgierig naar de priesters en leiders om hun reactie te zien. Maar die deden alsof de boodschap niet voor hen was bedoeld.
Jezus begon met te zeggen: “Luister naar nog een verhaal. Een man plantte een wijngaard, zette er een hek omheen, maakte een plek voor het persen van druiven en bouwde een wachttoren. Hij verhuurde de wijngaard aan wijnboeren en ging op reis. Toen het oogsttijd was, stuurde hij zijn knechten naar de wijnboeren om zijn deel van de oogst te halen. Maar de wijnboeren pakten de knechten aan: ze sloegen er één, doodden een ander en stenigden nog een ander. De man stuurde meer knechten, meer dan de eerste keer, maar de wijnboeren deden weer hetzelfde. Uiteindelijk stuurde hij zijn zoon naar hen, denkend, ‘Ze zullen mijn zoon respecteren.’ Maar de wijnboeren zagen de zoon en dachten, ‘Dit is de erfgenaam. Als we hem doden, is de wijngaard van ons.’ Ze grepen hem, gooiden hem buiten de wijngaard en doodden hem.”
Jezus keek de mensen en de leiders aan en vroeg: “Wat denken jullie dat de eigenaar van de wijngaard zal doen met die wijnboeren als hij terugkomt?” De mensen zeiden: “Hij zal die slechte boeren een lesje leren en de wijngaard aan anderen geven die hem wel zijn deel van de oogst zullen geven.” Toen de leiders dit hoorden, zeiden ze verontwaardigd: “Zo mag dat niet gaan!” Maar Jezus keek hen strak aan en zei: “Hebben jullie dan nooit de Schrift gelezen? ‘De steen die de bouwers afwezen is juist de belangrijkste geworden.’173 Daarom zeg ik jullie dat het Koninkrijk van God van jullie afgenomen zal worden en gegeven aan een volk dat de vruchten ervan voortbrengt. En let op, wie over die steen struikelt, zal worden verpletterd, maar wie erdoor wordt geraakt, wordt verbrijzeld.”
De wetgeleerden en priesters wilden Jezus meteen doden omdat ze doorhad- den dat Zijn verhaal over hen ging. Jezus maakte hun duidelijk dat hun situatie uitzichtloos was en dat oordeel onvermijdelijk was. Echter, uit angst voor de menigte die Jezus als profeet zag, kwamen ze niet in actie. Uiteindelijk lieten ze Hem ongemoeid en trokken zich terug.
Terwijl enkele farizeeën besloten te blijven luisteren, deelde Jezus nog een ver- haal met hen, dit keer om het Koninkrijk van God te illustreren. Jezus pakte het moment en vertelde, rechtstreeks sprekend tot de aanwezige farizeeërs en iedereen die luisterde, een nieuw verhaal dat aansloot op de eerdere parabels. “Stel je een koning voor,” begon Hij, “die een groot huwelijksfeest voor zijn zoon organi- seert.” Hij beschreef hoe de koning eerst uitnodigingen verstuurde naar zijn uitverkoren gasten, die allemaal weigerden te komen. Sommigen negeerden de uitnodiging volkomen, anderen mishandelden of doodden zelfs de boodschappers.
De overgebleven farizeeërs luisterden, hun gedachten een wirwar van nieuwsgierigheid en ongemak, zich afvragend waar deze parabel naartoe leidde. Jezus vervolgde hoe de koning na de afwijzing en het geweld besloot zijn dienaren eropuit te sturen naar de straten om iedereen die ze konden vinden uit te nodigen, goed en slecht, zodat de feestzaal gevuld werd met gasten. Toen de koning een gast opmerkte zonder de juiste feestkleding, confronteerde hij deze persoon, die geen antwoord kon geven. “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen zonder bruiloftskleding?” vroeg de koning. En de man wist niets te antwoorden. Toen zei de koning tegen de bedienden: “Bind hem aan handen en voeten en gooi hem in de donkerste kerker.”
Jezus keek de farizeeën aan, hun onrust en ontkenning voelend. Hij zei daarna: “Veel mensen zijn uitgenodigd, maar slechts een paar zijn echt gekozen.” De fari- zeeërs, zich bewust van de implicaties, voelden een mengeling van woede en ont- kenning, terwijl Jezus’ verhaal niet alleen een zicht op Gods Koninkrijk schetste, maar ook een directe uitdaging aan hun adres en hun lezing van wie waardig was voor Gods genade. Toen gingen ook de farizeeërs weg. De discipelen wisselden bezorgde blikken uit, zwijgend in hun onderlinge begrip. Zonder een woord te zeggen, wisten ze wat er speelde. Zowel zij als de omstanders realiseerden zich dat Jezus de leiders flink tegen zich in het harnas had gejaagd met Zijn woorden.

Strikvragen in de Tempel174
Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. (Lucas 20:21) Die late ochtend smeedden de farizeeërs een list, waarbij ze de Herodianen175 betrokken, onwaarschijnlijke bondgenoten die nu waren verenigd door hun gedeelde afkeer van Jezus. Normaal gesproken stonden deze groepen lijnrecht tegenover elkaar: de Herodianen waren bondgenoten van de Romeinse bezetters, terwijl de farizeeën fel tegen de Romeinse overheersing waren. Toch, in hun geza- menlijke streven om Jezus ten val te brengen, verdwenen hun politieke tegenstel- lingen naar de achtergrond. Hun samenzwering was het bewijs van hoe diep hun haat tegen Jezus ging, sterk genoeg om tijdelijk hun verschillen opzij te zetten. Ze stuurden hun volgelingen samen met de Herodianen op pad om Jezus te bespio- neren onder het mom van vrome gelovigen. Hun doel was om Hem te vangen met een lastige vraag over belasting betalen aan de Romeinen, hopend Hem daarmee in de val te lokken en over te leveren aan de gouverneur.

“Meester,” begonnen ze, vol valse nederigheid, “we weten dat U de waarheid spreekt en U niet laat leiden door wat anderen denken. U onderwijst de weg van God eerlijk. Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet?” Maar Jezus doorzag hun slinkse plan en confronteerde hen met hun hypocrisie. “Laat Mij die munt eens zien waarmee je belasting betaalt.” Ze gaven Hem een ‘denarius’.176 Jezus vroeg: “Van wie is de afbeelding en inscriptie op deze munt?” “Van de keizer,” antwoordden ze. Jezus antwoordde wijs: “Betaal dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.” Zijn slimme antwoord liet hen sprakeloos achter zonder mogelijkheid Hem te beschuldigen. Verbaasd trokken ze zich zonder Hem te antwoorden terug.
De discipelen waren onder de indruk van de scherpzinnigheid van hun Rabbi. Petrus kon het niet laten om tegen Judas Iskariot te zeggen: “Heb je dat gehoord? Wat een briljant antwoord!” Judas knikte, maar in zijn hoofd maalden zorgen. Zijn gedachten waren niet bij de bewondering voor Jezus’ antwoord, maar bij de complexe en dreigende situaties die zich rondom hen opstapelden.

164 Matteüs 21:19b-22; Marcus 11:20-26
165 Verwijst Jezus naar deze specifieke berg, de Olijfberg?
166 In het Hebreeuws wordt het woord voor ‘zee’ weergegeven als ‘jam’.
167 In Matteüs 12:27 noemt Jezus Satan ‘Beëlzebub’ door hem te verbinden aan Baäl-Zebub, een godheid aanbeden door de Filistijnen (2 Koningen 1:2). De term ‘Baäl’ in het Oude Testament verwijst naar verschillende lokale godheden die in werkelijkheid demonen waren. Alle afgoderij is uiteindelijk vereren van demonen (1 Korintiërs 10:20).
168 1 Koningen 11:4-8
169 ‘Jam’ werd in de oudheid beschouwd als de Kanaänitische en Semitische zeegod, vaak geassocieerd met chaos die door orde-scheppende godheden moest worden overwonnen. In de Baäl-mythologie is hij de opponent van Baäl, en in de Hebreeuwse Bijbel treedt hij op als Leviathan, de vijand van Jahweh.
170 Matteüs 21:23-46, 22:1-14; Marcus 12:1-12; Lucas 20:9-19
171 Dit is een algemeen erkende praktijk in Joodse onderwijstradities, waarbij rabbijnen vragen van stu- denten vaak beantwoorden met een andere vraag om kritisch denken en persoonlijke interpretatie te bevorderen.
172 Deze parabel gaat over Israël, dat wordt vergeleken met een wijngaard. God heeft alles gedaan wat nodig was zodat deze wijngaard vruchten zou kunnen geven, net zoals in het verhaal uit Jesaja 5:1-2.
173 Jezus gebruikt Psalm 118:22-23 om Zijn parabel uit te leggen, waarbij Hij de woorden van de Psalm linkt aan de les die Hij net heeft gedeeld.
174 Matteüs 22:15-22; Marcus 12:13-17; Lucas 20:20-26
175 De Herodianen waren een Joodse politieke partij in de tijd van Jezus. Ze steunden de familie van Herodes de Grote en wilden dat zijn nakomelingen aan de macht bleven, ook al hadden ze goede banden met de Romeinen. Ze vonden het niet leuk om samen te werken met de farizeeën. Maar ze deden het toch, vooral als het erom ging om Jezus tegen te werken.

Waarom van de Hermon naar Golgota?
Dit boek gaat over de betekenisvolle laatste dagen van Jezus en begint met Zijn reis vanaf het uiterste noorden: Caesarea Filippi en de berg Hermon. Van de Hermon naar Golgota