www.wimjongman.nl

(homepagina)


( )

Een gedeelte uit het boek van Tjerk Dijkstra: Van de Hermon naar Golgotha.

Deel 2

Op weg naar de rechtbank

5. De tweede dag van de lijdensweek

De vijgenboom152

“Hoe kan het dat de vijgenboom zo plotseling is verdroogd?” (Matteüs 21:20)

Op maandagochtend, na een warm afscheid van Lazarus en zijn zussen, ging Jezus samen met Zijn leerlingen vroeg op weg naar Jeruzalem. Dit keer hadden ze zelfs geen ontbijt genomen. De leerlingen waren benieuwd hoe de mensen nu op hun Meester zouden reageren. Terwijl ze het pad van Betanië naar Jeruzalem volgden, liepen de leerlingen in groepjes, nog steeds vervuld van de gebeurtenissen van de dag ervoor. Johannes begon: “Hebben jullie gezien hoe de mensen reageerden toen de Meester de stad binnenkwam? Het was alsof de hele wereld Hem als koning wilde verwelkomen!” Petrus knikte enthousiast. “Ja, en de palm- takken en de mantels op de weg... Het was een koninklijk onthaal, zo passend na Maria’s zalving. Maar heb je ook gemerkt hoe sommige farizeeën erop reageer- den? Die waren allesbehalve blij.”

Matteüs voegde toe: “Het laat zien hoe verdeeld de meningen zijn. De menigte ziet Hem als de beloofde Messias, maar de leiders kunnen Zijn boodschap niet accepteren.” Andreas, die een beetje achteraanliep, haalde hen in. “Ik vraag me af wat vandaag zal brengen. Gisteren was zo vol hoop en vreugde. Denken jullie dat we weer zulke menigten zullen zien?” “Misschien” zei Filippus peinzend.

Onderweg kreeg Jezus honger. In de verte merkte Hij een vijgenboom op, vol bladeren, wat leek te wijzen op een levendige boom vol vruchten.153 Maar toen Jezus dichterbij kwam, zag Hij dat de boom alleen bladeren had en geen vijgen. “Niemand zal ooit nog vijgen van jou eten, voor eeuwig” sprak Hij tot de boom, terwijl de leerlingen toekeken. Onderling wisselden ze blikken van verbazing uit, zich afvragend naar de diepere betekenis achter de vervloeking van de boom. Natanaël voelde een somberheid over zich heen komen. De vijgen boom werd toch gezien als een symbool voor Israël? “Wat zou onze Meester hiermee bedoelen?” vroeg hij zich af, maar hij stelde de vraag niet hardop. Zo trokken ze verder, elk met zijn eigen gedachten over de lessen die hun Meester hen leerde, zelfs in zoiets simpels als de staat van een vijgenboom langs de weg.

Een huis van gebed154

Staat er niet geschreven: Mijn huis zal ‘Huis van gebed’ heten, voor alle volken? (Marcus 11:17 GNB)

Na het afdalen van de Olijfberg kwam de groep bij de Kidronvallei, gelegen tussen de Olijfberg en Jeruzalem. Net als de dag ervoor leidde deze vallei hen naar de oostelijke stadsmuren en de Oostelijke poort, die directe toegang bood tot het heilige gebied. Bij Zijn aankomst in Jeruzalem en het betreden van de Tempel, zag Jezus een drukke markt voor zich. Het tempelplein, eens een plaats voor gebed en aanbidding, was nu gevuld met handelaren en kopers. Overal waar Hij keek, zag Hij stallen en kramen waar allerlei dieren werden aangeboden voor de offers. Schapen, geiten en runderen werden van hand tot hand verhandeld, hun geblaat en geloei vulden de lucht.

Vier dagen in het
Huis van de Vader

Jezus gaat op 10 Nisan de Tempel binnen waar Hij de aankomende vier dagen lang onderwees. Net zoals de lammeren voor vier dagen in de huizen werden gebracht, verbleef Jezus vier dagen in het huis van Zijn Vader. Voor Pesach mocht alleen een perfect mannelijk lam zonder fouten gebruikt worden. Er waren rond de 250.000 en 1 miljoen lammeren uit de velden van Efratha, dat zijn de kuddes uit Betlehem . Volgens de traditie koos de hogepriester een speciaal lam uit voor het feest. Die ging daarvoor naar Betanië of Betlehem. Dus toen Jezus in Betanië was, voordat Hij Jeruzalem binnenging, was de hogepriester daar ook om het speciale lam te kiezen.

Boosheid en verdriet overweldigden Jezus tegelijkertijd. Dit was absoluut niet wat Hij wilde voor het huis van Zijn Vader! Meteen begon Hij iedereen die dieren kocht en verkocht in de Tempel weg te jagen. Hij gooide de tafels van de geldwisselaars155 omver en de stoelen van degenen die duiven verkochten. Jezus stond niet toe dat iemand ook maar iets door de Tempel droeg. “Staat er niet in de Boeken geschreven: ‘Mijn huis zal een huis van gebed zijn voor alle volken?’”156 zei Hij tegen hen. “Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” Zijn woorden waren een vraag, maar de boodschap was helder: ze hadden beter moeten weten. Het tempelplein moest een plek van gebed zijn, niet van oneerlijke handel die Gods eer roofde.

De leerlingen keken vol verbazing naar de krachtdadige actie van Jezus, maar het was niet hun eerste keer dat ze zoiets zagen.157 De eerste keer dat ze samen met Jezus in Jeruzalem waren voor het Pascha, hadden ze al eens zoiets meegemaakt. Ze merkten dat de mensen om hen heen het eens waren met wat Jezus deed; ze waren duidelijk opgelucht dat eindelijk een Rabbi het wangedrag in de Tempel aan de kaak stelde. Want de Joodse leiders vulden hun zakken door een aanzienlijk deel van de winst van de veeverkopers en geldwisselaars voor zichzelf te houden. De geldzucht van deze leiders was bij het hele volk bekend. Petrus zei tegen Judas Taddeüs: “Dit is goed, het zorgt voor ruimte. Eindelijk krijgen de niet-Joden ook de kans om te bidden in de Tempel. De voorhof was voor hen bestemd maar die was compleet overgenomen door die profiteurs.” Waarop Judas Taddeüs beaamde: “Ja, het was voor hen bijna onmogelijk geworden om in de Tempel te bidden.”

Na dit opstootje keerde de rust terug in het tempelgebied. Simon de Zeloot zuchtte opgelucht: “Gelukkig, voordat de Romeinse soldaten het merken.” Nadat ze van de eerste schok waren bekomen, kwamen mensen die blind of verlamd waren naar Jezus toe, en Hij genas hen. Vol verbazing en terwijl ze God prezen, liepen ze rond over het tempelplein. Zelfs de kinderen begonnen het gedrag van de ouderen te herhalen. Ze hadden gezien hoe de menigte de dag ervoor vol lof en aanbidding was, en nu begonnen zij, geïnspireerd door dat voorbeeld, ook “Hosanna” te roepen. Hun jonge stemmen vulden de lucht, een echo van de vreugde en het respect dat de volwassenen hadden getoond. De leiders van de priesters en Schriftgeleerden158 waren echter niet blij met de wonderen die Hij verrichtte. Ze ergerden zich ook aan de kinderen in de Tempel die riepen: “Hosanna voor de Zoon van David!” Ze vroegen aan Jezus: “Hoort U wat die kinderen zeggen?” Jezus zuchtte diep en keek rond. Hij zag alleen maar lege godsdienstigheid. Toen gaf Hij antwoord: “Ja. Hebben jullie nooit gelezen: ‘Kleine kinderen en pasgeboren baby’s weten hoe ze U moeten prijzen’?”159 De tempelleiders waren woedend en fluisterden onderling: “Gebruikt Hij nu een psalm van David tegen ons?” En de ander zei: “Hij beweert God te zijn.” Ze mopperden bitter tegen elkaar dat dit moest stoppen.

In een hoek van het tempelplein kwamen de leiders van het volk, wetsgeleer- den en religieuze leiders bijeen, fluisterend en duidelijk ongerust. Een van de priesters begon: “We moeten iets doen om Hem te stoppen. Heeft iemand een idee hoe we Hem kunnen doden zonder dat het volk in opstand komt?”
Een wetgeleerde schudde zijn hoofd. “Elke keer als we iets proberen, draait het tegen ons uit. En daarbij, we lopen onze inkomsten mis.” Echter diep van binnen wisten ze dat Jezus de waarheid spraak... Een leider van het volk voegde toe: “Het probleem is dat het volk aan Zijn lippen hangt. Ze hangen aan elke woord dat Hij spreekt. Ze zien Hem als een soort held.” “Een held...” mompelde een andere wetgeleerde bitter. “Ze zijn bang voor Hem, bang om tegen Hem in te gaan, omdat ze zo onder de indruk zijn van Zijn leer.” Ze keken elkaar aan, wetend dat hun macht en invloed afnamen zolang dié Jezus vrij rondliep en de mensen onderwees. Ondanks hun angst en frustratie bleef een directe actie tegen Hem in het openbaar te riskant vanwege de menigte die Hem steunde.

152 Matteüs 21:18-19a; Marcus 12-14
153 De vijgenboom draagt al vroeg in maart vrucht, voor de bladeren uitkomen, met de eerste bladeren in april. De vroege vruchten, ‘paggim’ genoemd, zijn groene vijgen met weinig sap, die gegeten worden bij gebrek aan ander fruit. Ondanks de grote, dichte bladeren, kunnen sommige bomen enkel bladeren en geen voorvijgen produceren, wat aangeeft dat ze geen vruchten zullen dragen.
154 Matteüs 21:12-17; Marcus 11:15-19; Lucas 19:28-48; Johannes 12:12-50
155 In de tempelhandel wezen de Joden Romeins geld af vanwege de keizerlijke afbeeldingen erop. Geldwisselaars ruilden het om voor geld, dat geen menselijke afbeeldingen droeg, beschikbaar was en een gelijkmatig zilvergehalte bezat, voordat offerdieren gekocht konden worden.
156 Jezus’ woorden verwijzen naar Jesaja 56:7, benadrukkend dat ook heidenen deel zullen uitmaken van Gods volk en “...maar u hebt er een rovershol van gemaakt” is een verwijzing naar Jeremia 7:11.
157 Johannes 2:13-17
158 Schriftgeleerden, zoals vermeld in de Bijbel, waren mannen die die grondige studie maakten van de Heilige Schrift, voornamelijk de wetten van Mozes. Zij hadden de taak om het volk te onderwijzen en vragen over het dagelijks leven te beantwoorden.
159 Jezus verwijst naar Psalm 8:3.

Waarom van de Hermon naar Golgota?
Dit boek gaat over de betekenisvolle laatste dagen van Jezus en begint met Zijn reis vanaf het uiterste noorden: Caesarea Filippi en de berg Hermon. Van de Hermon naar Golgota