www.wimjongman.nl

(homepagina)


Een nieuw Midden-Oosten

Res. Generaal-Majoor Yaakov Amidror - 16 augustus 2022

Het veranderen van de relatie van Israël met de Arabische landen is van vitaal belang voor zijn regionale legitimiteit, maar het is ook in het beste belang van de Arabische wereld. Soennitische Arabische landen willen betrekkingen met Israël om een veiliger regio te creëren en betere instrumenten om om te gaan met de complexe realiteit waarmee zij worden geconfronteerd na de "Arabische Lente," in het licht van Iraanse agressie en Amerikaanse aarzeling.

( )

Foto via Pixabay

Tijdens een reeks lezingen en gesprekken in verschillende Europese landen over de gevolgen van de Abraham-akkoorden voor de regio, zei een lid van het parlement van de Europese Unie tegen mij: "De waarheid is dat we niet begrijpen wat er in jullie Midden-Oosten gebeurt, en meer dan dat, we weten niet wat er daar is veranderd."

Het is gepast om "wat er hier aan de hand is" uit te leggen met een brede kwast en zonder in details te treden, omdat een beleid gebaseerd op onwetendheid ongeschikt is voor de Staat Israël.

Na de oprichting van de Staat Israël hebben de oprichters getracht een soort alliantie van perifere landen te vormen. Er was hoop dat het mogelijk zou zijn de buurlanden te omzeilen en een meer open dialoog te voeren met de niet-Arabische landen in de verre kring van Israël als Iran, Turkije en Ethiopië. Het was echter onmogelijk om een dialoog te voeren met de landen rond Israël, afgezien van minimale geheime contacten.

In de omgang van Israël met de Arabische landen zijn echter veranderingen opgetreden. De belangrijkste doorbraak was het vredesverdrag met Egypte van maart 1979, dat tot stand kwam na een periode van zes jaar met drie oorlogen van 1967 tot 1973. De voormalige Egyptische president Anwar Sadat zou hebben ingezien dat de Arabieren Israël militair niet konden verslaan en dat het voor Egypte beter zou zijn de banden met de Verenigde Staten aan te halen. Dit zou ook de invloed van de Sovjet-Unie wegnemen als onderdeel van een groter plan.

De voormalige minister van Buitenlandse Zaken van de VS, Henry Kissinger, begreep de "omvang van het moment" en wist de uitkomst van de oorlog van 1973 in zijn voordeel te gebruiken door een proces op gang te brengen dat resulteerde in een vredesverdrag en verbeterde diplomatieke betrekkingen.

De Arabische wereld volgde Egypte niet, ook al was dit het grootste en machtigste Arabische land, met leiderschapsambities die voortvloeiden uit haar omvang en gevoel van eigenbelang. Een ander belangrijk venster werd meer dan een dozijn jaren later geopend, met de ondertekening van de Oslo-akkoorden met de Palestijnen. Toen de voormalige Palestijnse leider Yasser Arafat naar Palestina terugkeerde om de strijd tegen Israël voort te zetten, bleek dat het niet zijn oorspronkelijke bedoeling was om een akkoord met Israël te bereiken, zelfs niet in ruil voor de oprichting van een Palestijnse staat. Arafats belangrijkste strategische doel was om voet aan de grond te krijgen, niet om een politiek akkoord te bereiken.

De overeenkomst met Israël doorbrak echter een taboe dat ook na de overeenkomst met Egypte van kracht bleef. Zo kon koning Hoessein van Jordanië in 1994 een vredesverdrag met Israël ondertekenen, mogelijk omdat hij geloofde dat Syrië op het punt stond een akkoord te ondertekenen en hij niet de laatste in de rij wilde zijn.

Deze drie akkoorden veranderden de positie van Israël en maakten het voor andere Moslim naties mogelijk om betere betrekkingen met het land te hebben, maar bijna elk van hen deed dat heimelijk en "onder de tafel". Het ergste denigrerende woord in de Arabische wereld in die tijd was "normalisatie". Degenen die een overeenkomst met Israël ondertekenden, waren voorzichtig om de open betrekkingen niet uit te breiden waardoor hun volk haar houding ten opzichte van Israël zou veranderen. "De Arabische Straat" handhaaft een voorzichtige houding ten opzichte van vrede en betrekkingen met de "Joodse Staat".

De Israëlische premier Benjamin Netanyahu heeft de veranderende betrekkingen met Arabische landen de afgelopen twaalf jaar gezien als onderdeel van een breder strategisch wereldbeeld. Dit concept was gekoppeld aan het conflict met Iran en Israëls wens om hun successen op het gebied van technologie, cyber en energie te benutten om de eigen positie in de regio en de wereld te veranderen. In de loop van de tijd zijn deze initiatieven overal in het Midden-Oosten en elders uitgevoerd. Verschillende leiders en afgezanten, voornamelijk van de inlichtingendiensten, maar niet uitsluitend, hebben in deze periode hun Arabische tegenhangers ontmoet. De minister-president heeft veel tijd en moeite geïnvesteerd en persoonlijk vele vergaderingen bijgewoond.

De Abraham-akkoorden (maart 2020) zijn tot stand gekomen als resultaat van een langdurige relatie die door vijf factoren tot rijping is gekomen:

  1. Het zal voor de Arabische landen duidelijk worden dat Israël een realiteit is die niet te veranderen is en sterker wordt. Er is geen realistische manier om Israël te vernietigen, en de Arabische staten betalen een hoge prijs voor een droom die geen schijn van kans heeft om werkelijkheid te worden.
  2. De "Arabische lente" heeft in het Midden-Oosten een zeer explosieve en onstabiele situatie doen ontstaan. Door de moeilijke situatie waarin de Arabische wereld verkeert, is de hoop op interne veranderingen vervlogen; de islamistische krachten zijn sterker geworden en vormen intern een gevaarlijke kracht. De wisselende heersers zoeken naar manieren om de economie te verbeteren en het hoofd te bieden aan radicale islamitische wereldbeschouwingen, die vooral door Qatar en Turkije worden gepropageerd. De Arabische heersers haten het eerste land en verachten het tweede.
  3. De Palestijnse kwestie beweegt de wereld veel minder; de gehechtheid van de Arabische landen aan het probleem is irrelevant en anachronistisch geworden. De Arabieren hebben ingezien dat de Palestijnen er niet in zijn geslaagd munt te slaan uit de akkoorden die vanaf 1993 met Israël zijn gesloten om een functionerende staat op te richten, en dat zij in plaats daarvan een "bedelende entiteit" zijn geworden die om steeds meer geld bedelt terwijl zij over iedereen klaagt en kritiek heeft. Veel Arabische heersers hebben genoeg van de Palestijnen. Voor deze landen zijn de Palestijnen een last in plaats van een echte behoefte die om politieke en morele redenen moet worden aangepakt.
  4. Iran heeft zich ontwikkeld tot een machtige en agressieve macht die niet zal aarzelen om iedereen te schaden die weigert met haar samen te werken. De Arabieren hebben begrepen dat de Sjiieten, een minderheid van 15% in het Midden-Oosten die Iran als leider heeft, de grootste bedreiging voor de Arabische wereld vormen en niet de Joden. De soennieten daarentegen ontberen een gedeeld leiderschap en een kracht die hen kan leiden. In de afgelopen 25 jaar zijn Iran en hun Arabische bondgenoten assertiever geworden, en de Soennitische Arabieren vrezen de Sji'itische Perzen.

Het laatste is het voortdurende proces van vermindering van de Amerikaanse betrokkenheid in het Midden-Oosten. Dit is het gevolg van ontevredenheid over de resultaten van de langdurige oorlogen in Afghanistan en Irak, een afnemende afhankelijkheid van energie uit het Midden-Oosten en het inzicht dat de grootste uitdaging voor de toekomst van de Verenigde Staten in het Oosten ligt. Bovendien heeft de opkomst van China de Verenigde Staten gedwongen hun inspanningen te heroriënteren of, in de woorden van president Obama, "pivot to the East".

Een heerser van een Arabisch land die het gevoel heeft dat de Amerikaanse bescherming die hem tot nu toe heeft afgeschermd, aan het afnemen is of afneemt naarmate de Iraanse dreiging toeneemt, heeft nog twee keuzes:

A. Een deal sluiten met Iran en geleidelijk de soevereiniteit verliezen, zoals Libanon heeft gedaan. Dit is wat de Iraniërs bijna bereikt hebben in Irak, en wat Assad hard aan het proberen is te vermijden in Syrië.

B. Israël zien als een betrouwbare partner die kan helpen de economie te versterken, geavanceerde technologie kan leveren en Iraanse agressie kan afschrikken.

Sommige regionale leiders begrepen de nieuwe realiteit al voordat voormalig president Donald Trump met de presentatie van de Abraham-akkoorden een verandering in het aloude verhaal voorstelde. Het Trump-team kwam met een nieuw en onconventioneel voorstel. Gelukkig voor het Midden-Oosten beschikten de Verenigde Arabische Emiraten en de Staat Israël over wijze en moedige ambassadeurs in de VS die de koe bij de horens wisten te vatten en met Amerikaanse steun een moeilijk te weigeren aanbod wisten te presenteren. Natuurlijk zorgden de Amerikanen ook voor stimulansen in het proces.

Omdat de regering-Trump geen eerdere ervaring had in Midden-Oostenaangelegenheden, kon het onderhandelingsteam zich losmaken van het aloude paradigma. De gangbare perceptie was dat de Palestijnen de sleutel tot de toekomst van het Midden-Oosten in handen hadden en dat alleen een overeenkomst met hen de Arabische landen zou bevrijden en hen in staat zou stellen verder te gaan in open betrekkingen met Israël.

Het Amerikaanse team vermeed de behandeling van de Palestijnse kwestie ten gunste van de wijziging van Israëls betrekkingen met drie Arabische landen (de VAE, Bahrein en Marokko), in het besef dat de Palestijnen niet klaar zijn voor een voor Israël aanvaardbare oplossing en geen serieuze en rechtstreekse onderhandelingen met Israël willen.

Toen werd het de toenmalige premier van Israël, Netanyahu, duidelijk dat zijn politieke basis het niet eens was met het alternatief, dat opriep tot het uitroepen van de Israëlische soevereiniteit alleen in de Jordaanvallei. Sommigen in de leiding van de nederzettingen waren van mening dat het verkeerd was soevereiniteit over een deel van het gebied te aanvaarden als de perfecte oplossing - heerschappij over de gehele Westelijke Jordaanoever (Judea en Samaria) zonder enige aanwijzing over een toekomstige Palestijnse staat - niet voorhanden was. Bovendien was het voor Netanyahu gemakkelijker om de soevereiniteit op te geven om de betrekkingen van Israël met de niet aangrenzende Arabische landen te verbeteren.

Op het terrein, onmiddellijk na de ondertekening van de Abraham Akkoorden, verschillen de betrekkingen met deze drie landen van die met Egypte en Jordanië. De praktische toepassing van de eerste overeenkomst was beperkt en geconcentreerd op verschillende veiligheidsgebieden. Anderzijds zijn Marokko, Bahrein en de VAE niet bevreesd voor een "normalisatie" met Israël, die de betrekkingen met Jordanië en Egypte belast. Deze landen hebben bepaald dat deze akkoorden zullen leiden tot een breed scala van samenwerking en onbeperkt, openbaar gedrag op verschillende gebieden, met inbegrip van bezoeken van Israëlische leiders van alle niveaus aan deze staten zonder verhulling. Wat parallelle bezoeken aan Israël betreft, heerst er nog steeds voorzichtigheid bij alle Arabische landen. Deze verandering heeft Jordanië en vooral Egypte meer dan voorheen bereid gemaakt om samen te werken in civiele aangelegenheden.

De overplaatsing van Israël van het Europese Commando (EUCOM) van het Pentagon naar het commando dat verantwoordelijk is voor het gehele Midden-Oosten (CENTCOM) is een andere verandering die de waarschijnlijkheid van militaire samenwerking met Arabische staten aanzienlijk heeft vergroot. De Arabieren die misschien terughoudend stonden tegenover een duidelijke en directe samenwerking met de IDF voelen zich meer op hun gemak door de sponsoring onder hetzelfde Amerikaanse commando met Arabische landen, waardoor het mogelijk wordt om met hen samen te werken in hetzelfde Amerikaanse kader. Zo zit er nu een vertegenwoordiger van de IDF in het hoofdkwartier van de 5e marine in Bahrein. De vertegenwoordiger zetelt in een Arabisch land dat de Akkoorden van Abraham heeft ondertekend, zodat men zich kan voorstellen hoe de aanwezigheid en de connecties de betrekkingen met het leger kunnen beïnvloeden.

De oprichting van een regionaal netwerk van inlichtingen, radars en waarschuwingen tegen Iraanse raket-, drone- en kruisraketaanvallen is het huidige hoogtepunt van het veiligheidsproces dat de Amerikanen trachten te bevorderen. De IDF zal fysiek en organisatorisch worden geïntegreerd met verschillende Arabische landen, waarvan sommige een politiek akkoord met Israël hebben ondertekend en andere niet (Saudi-Arabië? Irak? Koeweit?). Dit is waarschijnlijk de eerste regionale organisatie waar Israël een ereplaats zal bekleden.

Het is van cruciaal belang te benadrukken dat, ondanks het belang van de militaire banden, de Abraham Akkoorden in de toekomst ook zullen worden geëvalueerd in het licht van hun economische successen en de zich ontwikkelende Arabische houding ten opzichte van Israël op sociaal en cultureel niveau. Om deze reden zijn initiatieven zoals de water-voor-energie-overeenkomst, waarbij de VAE zullen helpen bij de bouw van een omvangrijk zonnepark in Jordanië en de daar opgewekte schone elektriciteit naar Israël zal worden overgebracht, van cruciaal belang. Als aanvullend onderdeel van het project zal Israël een omvangrijke ontziltingsinstallatie bouwen aan de Middellandse Zee en water sturen naar Jordanië, dat reeds grotendeels afhankelijk is van de Israëlische watervoorziening.

De nieuw ontstane situatie betekent een fundamentele verschuiving. Voor het eerst is het duidelijk dat de bestaande betrekkingen in het Midden-Oosten voor beide partijen voordelig zijn. De wijziging van Israëls betrekkingen met de Arabische landen draagt bij tot de opbouw van zijn regionale legitimiteit, maar is ook in het beste belang van de Arabische wereld. Soennitische Arabische landen willen betrekkingen met Israël om een veiliger regio te creëren en betere instrumenten om om te gaan met de complexe realiteit waarmee zij worden geconfronteerd na de "Arabische Lente", in het licht van Iraanse agressie en Amerikaanse aarzeling.

Om het nieuwe Midden-Oosten en de enorme implicaties ervan beter te begrijpen, is het nuttig zich de volgende situatie eigen te maken. De Libanese economie is aan het instorten en functioneert niet, mede door de grote Iraanse betrokkenheid bij het land en de negatieve rol van de Hezbollah-beweging in Libanon. Een van de gevolgen is een gebrek aan energie en elektriciteit, want deze zomer zal de hoofdstad Beiroet minder uren elektriciteit per dag hebben dan de Gazastrook. Nadat Hezbollah's pogingen om olie te kopen van Iran mislukten, begint zich een uitstekende oplossing af te tekenen: Israël zal gas verkopen aan Egypte, en het gas zal van Egypte via de zogenaamde "Arabische pijpleiding" naar Jordanië en vervolgens naar Syrië stromen. Het gas zal van Syrië naar Libanon worden vervoerd en worden gebruikt om de elektriciteitscentrales daar van stroom te voorzien, zodat de bevolking van Libanon, met inbegrip van Nasrallah, van Israëlisch gas afkomstige elektriciteit kan worden voorzien.

Gelijktijdig met de versterking van de betrekkingen tussen Israël en de "Soennitische status quo staten," ontwikkelde zich in het westen van Israël een belangrijke relatie met haar buren aan de Middellandse Zee. Het dichtstbijzijnde niet-Arabische land bij Israël is Cyprus, een lid van de Europese Unie waarvan het noordelijke deel in 1974 door Turkije werd bezet en waarmee Israël economische wateren in de Middellandse Zee deelt in de Exclusieve Economische Zone (EEZ).

Israël heeft aanzienlijke hoeveelheden gas ontdekt op haar grondgebied, en één veld (Aphrodite) wordt gedeeld door de twee landen, waarvan het grootste deel zich op Cyprus bevindt. Griekenland, dat ten westen van het Griekssprekende Cyprus aan de Middellandse-Zeekust ligt, onderhoudt nauwe betrekkingen met het eiland. De drie landen hebben een uitgebreide relatie. Zij staan elkaar bij in tijden van nood, zoals het blussen van zomerbranden en het opvullen van gaten tijdens een crisis - zo heeft Israël veel generatoren naar Cyprus gevlogen toen hun elektriciteitscentrale het begaf. Bovendien hebben Israëlische bedrijven kantoren geopend in het nabijgelegen Cyprus om hun commerciële leven op de Europese markt te vergemakkelijken, en is Griekenland een populaire bestemming voor Israëlische toeristen.

Er was ook veel spanning rond het gas dat in de Middellandse Zee was ontdekt. Turkije, dat aan het noordoostelijke uiteinde van de Middellandse Zee ligt, heeft een overeenkomst gesloten met een van de Libische regeringen over de onderlinge verdeling van de economische wateren, waarbij het bestaan van Kreta en Cyprus wordt genegeerd. Dit zou ook Israël kunnen schaden, omdat elke verbinding met Europa, hetzij via een pijpleiding of een kabel, hun gemeenschappelijk grondgebied op de bodem van de zee doorkruist.

Cyprus en Griekenland beschouwen het Turkse gedrag, met inbegrip van de uitbreiding van het zeeonderzoek ter voorbereiding van vermeende gasexploratie nabij de kust van Cyprus, als agressief en gevaarlijk voor hun nationale veiligheid. Bovendien vrezen Cyprus en Griekenland dat Turkije geweld zal gebruiken in het gebied van de Griekse eilanden die zeer dicht bij Turkije in de Egeïsche Zee liggen.

Tenslotte zijn sommigen van mening dat Turkije zal worden afgeschrikt door Israëls militaire macht nu Israël nauwere banden heeft met Griekenland en Cyprus. Israël wil Turkije niet confronteren, maar zal niet toestaan dat Ankara zijn dromen in de Middellandse Zee verwezenlijkt en Israël en Europa van elkaar afsnijdt op grond van de claim van het EEZ-akkoord dat het met Libië heeft ondertekend.

Turkije wil dat Israël zijn gas via hun grondgebied naar Europa stuurt. Dit zou Turkije tot een kritiek land voor de Israëlische economie maken. Cyprus en Griekenland vrezen dat een dergelijke stap de positie van Turkije als dominante onderhandelingsmacht in de regio verder zal versterken en een wig zal drijven tussen hen en Israël. Israël heeft redenen te over om een dergelijke fout niet te maken, onder meer omdat het niet graag vertrouwen heeft in het regime van Erdogan en zijn volgelingen, die hetzelfde wereldbeeld hebben als de Moslimbroederschap. Ongeacht de kwestie van de gaspijpleiding moet Israël de banden met Griekenland en Cyprus aanhalen in plaats van ze te verbreken.

Na de belangrijke gasvondsten in Egypte werd een groep landen gevormd rond het gasbekken in het oostelijke Middellandse-Zeegebied. Als gevolg daarvan is een nieuwe band ontstaan tussen Israël en Egypte, die niet wordt beïnvloed door de landgrens in de Sinaï, maar veeleer door een gemeenschappelijk belang in de Middellandse Zee. Deze energiegroep, waarvan ook Cyprus en Griekenland deel uitmaken, komt af en toe bijeen en zou in de toekomst moeten worden geformaliseerd.

Dit netwerk van verbindingen moet in elke toekomstige situatie worden uitgebreid en versterkt. Landen met complementaire belangen, zoals de VAE en Jordanië, moeten erbij worden betrokken, ook al liggen zij niet aan de Middellandse Zee. Als de Arabische landen erop staan dat de Palestijnen in deze groep worden opgenomen, mag daartegen geen bezwaar worden gemaakt.

Aan Europese zijde zou de toetreding van Italië, dat aarzelt wegens langdurige belangen in Libië, en eventueel andere landen de Middellandse Zee, die een groot gasreservoir blijkt te zijn, kunnen omvormen tot een systeem dat het Midden-Oosten en de groep landen die partij zijn bij de akkoorden van Abraham, verbindt met de zuidelijke staten van de Europese Unie, waarbij Israël en Egypte als brug tussen beide zijden fungeren.

De toevoeging van India als belangrijke handelspartner aan de Abraham-Akkoorden, vooral nadat Saoedi-Arabië openlijk heeft verklaard zich bij de akkoorden aan te sluiten, zal een sterk blok doen ontstaan met economische en technologische mogelijkheden die van belang zullen zijn voor de opkomende wereldorde. In een wereld waar de spanningen tussen China en de Verenigde Staten al het andere overschaduwen, is de vorming van een dergelijk blok dat zijn kracht put uit gebieden die geen deel uitmaken van deze concurrentie, een belangrijk verschijnsel dat verder reikt dan de Israëlisch-Arabische betrekkingen.

Tenslotte is er nog een ander fenomeen op het gebied van de elektriciteitsvoorziening dat de werkelijkheid verandert en een voorbeeld is van hoe de omgeving van Israël is veranderd. De aanleg van een elektriciteitskabel tussen Griekenland, Kreta, Cyprus en Israël wordt gestimuleerd en gedeeltelijk gefinancierd door de Europese Unie. Een andere kabel is vanuit Cyprus gestuurd om te worden aangesloten op het Egyptische elektrische systeem. In de praktijk zal een elektriciteitssysteem worden ontwikkeld om deze landen met elkaar in evenwicht te brengen en elk land een optimale oplossing te bieden op basis van hun behoeften. Als groene energiebronnen op dit systeem worden aangesloten, zoals Kreta van plan is, als een verbinding wordt gemaakt tussen het Egyptische systeem en het Saudische systeem, en als Cyprus een grote elektriciteitscentrale op het eiland kan bouwen zodat hun gasvelden kunnen worden ontwikkeld, dan zal een elektrisch systeem worden gecreëerd dat zich uitstrekt van Europa tot Israël en Saudi-Arabië.

Een dergelijk systeem zal een betere efficiëntie van de afzonderlijke elektriciteitssystemen mogelijk maken. Bovendien zal het een hoog niveau van energiezekerheid bieden op basis van de verschillende en elkaar aanvullende capaciteiten van de verschillende landen, met als resultaat dat Cyprus een regionaal centrum voor elektriciteitsproduktie wordt.

Israël kan als brug tussen deze twee blokken fungeren, zowel fysiek als conceptueel, en een belangrijkere rol spelen in de ontwikkeling van de hele regio omdat het met één voet in het Arabische blok staat en met de andere in het oostelijke Middellandse-Zeegebied.

Het antwoord op de vraag of Israël is toegerust om de nieuwe omstandigheden als "regionale macht" het hoofd te bieden, is complex. Toch vraagt de unieke omstandigheid om een andere Israëlische manier van denken en een andere benadering van Israëls inzet in dit kader. Zoals in het Midden-Oosten gebruikelijk is, zullen er altijd elementen zijn die het nieuwe kader trachten te ondermijnen.

Israël moet daarom zijn acties zorgvuldig plannen, prioriteit geven aan de betrekkingen met de Golfstaten en belangrijke projecten met hen uitvoeren. Bovendien moet het de banden met Egypte, Jordanië en Marokko en haar economische en politieke betrekkingen met Griekenland en Cyprus aanhalen en de verbindingen met Europa benutten.

Er is een "nieuw Midden-Oosten", maar in tegenstelling tot de Oslo-visie is het een echt Midden-Oosten, zonder fantasieën die geen basis hebben in de werkelijkheid. Zij moet worden beschermd en gekoesterd.

JISS Policy Papers worden gepubliceerd dankzij de vrijgevigheid van de Greg Rosshandler Family.

Bron: A New Middle East - JISS