Publius Lentius schrijft aan de senaat van Rome.


Er is kort geleden een man opgetreden die zeer hoogstaand is. Hij heet Yeshua, die nog onder ons leeft en door de mensen als profeet der waarheid wordt gezien, terwijl zijn leerlingen hem de zoon van God noemen. Hij wekt doden op en geneest allerlei ziekten. Hij is een man van vrij lange gestalte, aantrekkelijk, tegelijkertijd liefde en eerbied opwekt, zodat, wie hem aankijkt, tegelijkertijd liefde en vrees voelt. Zijn haar heeft de kleur van kastanjebruin hangt vlak om zijn oren, valt dan in lokken over zijn schouders naar de wijze van de oosterlingen. Hij draagt zijn haar naar de wijze van de Nazireërs met een scheiding in het midden. Zijn voorhoofd is glad en zeer fijn gebouwd. Zijn gezicht zonder vlek of rimpel en mooi door een lieflijk rood. Zijn neus en mond zijn mooi gevormd. Zijn baard is dicht, dezelfde kleur als het hoofdhaar, niet erg lang, maar in golven. Zijn blijk is onschuldig en rijp, zijn ogen grijs, helder en levendig. In het veroordelen van huichelarij is hij vreselijk, in vermaningen hoffelijk, met veel goede woorden. In gesprek vriendelijk en opgewekt, maar ook vol waardige ernst. Niemand kan zich herinneren hem ooit hebben zien lachen, maar velen zagen hem schreien. Zijn lichaam is heel evenwichtig. Zijn handen en armen mooi om te zien. Tijdens het spreken is hij rustig, bescheiden en wijs. Hij is een man die door zijn ongewone schoonheid alle andere mensen overtreft.

(Commentaar) Deze beschrijving is in contrast met Jes. 53 Hij had geen gestalte of schoonheid, was niet om aan te zien enz. maar dit zal meer slaan op de dag van de kruisiging. De beschrijvingen van Massalian en Lentullus komen overeen. Mensen die een verschijning hebben gehad van Yeshua (en dat zijn er meer dan we denken) spreken ook over zijn blauwe ogen die hun aankeken. Publius Lentius.

Uittreksel uit het boek van Flavius Josephus. Geschiedenis boek 18 (gedrukt in 1665)

Op dezelfde tijt is er oock eenen Yeshua geweest, een wijs man, indien men anders hem een man noemen magh: want hy veel wonderteeckenen deed, en een leeraer was van diegenen, die de waerheyt geerne aennemen. Hij heeft veel navolgers zoo van Joden als van Heydenen gehadt. Deze was de Christus, dewelcke van de ~Oversten onzes volcks beschuldight, en van Pilatus ten kruyce veroordeelt zijnde, evenwel van de zijne, gelijck voorheen, bemint en gevolght is. Hij is dezen oock op de derde dagh weder levendigh verschenen, zoo even als de Profeten door Goddelick ingeven, onder andere wonderlicke dingen, van hem hadden voorzeght: gelijck oock tot op dezen dagh het geslacht der Christenen, van hem alzoo genoemt, noch duert, en in wezen is.