www.wimjongman.nl

(homepagina)

Canadese rechter plaatst in een burgerlijke aanrandingszaak de culturele praktijken boven de wet

door Scott Newark - 8 november 2017

Dankzij de uitstekende rapportering door Andrew Duffy van Ottawa Citizen hebben de Canadezen onlangs een verontrustend besluit vernomen. Dat kwam van rechter Robert Smith van het Ontario Hooggerechtshof. Dat had een man vrijgesproken van seksueel geweld tegen zijn ex-vrouw omdat de man en zijn toenmalige vrouw geloofden dat hun religie en cultuur hem het recht gaf om seks met haar te hebben of ze er nu wel of niet mee instemde.

Het besluit is vooral verontrustend omdat het is gebaseerd op een veronderstelling dat Canada's duidelijke strafrecht, namelijk dat een werkelijke instemming is vereist voor seksueel contact, nu op de een of andere manier is vervangen door een culturele of religieuze overtuiging. Verder ondermijnt de uitspraak de specifieke bescherming die in de Canadese regelgeving is uitgevaardigd ter bescherming van de vrouwen, met inbegrip van diegenen die getrouwd zijn, tegen niet-gewenst seksueel contact.

De uitspraak gaat ook voorbij aan het reeds lang bestaande Canadese rechtsbeginsel dat onbekendheid met de wet niet als verdediging meetelt. Kortom, de uitspraak lijkt religieuze en culturele overtuigingen boven de wetten van Canada te stellen.

De identiteit van de betrokkenen wordt volgens de Canadese wet niet bijgehouden, ironisch genoeg ter bescherming van de slachtoffers, maar de reden voor het besluit is opvallend en kan worden verklaard met wat Andrew Duffy's kolom zorgvuldig heeft gedaan. Kortom, de rechter concludeerde dat, hoewel het seksuele contact zonder de daadwerkelijke toestemming van de vrouw was geschied, het Openbaar Ministerie niet had bewezen geacht dat de verdachte de vereiste criminele opzet ('mens rea') heeft gehad vanwege de religieuze culturele overtuiging die hij bezat.

Zijn vrouw was een Islamitische Palestijnse, die naar Canada kwam in 1989 met haar ouders op 19-jarige leeftijd. Drie jaar later was zij een gearrangeerd, maar niet gedwongen, huwelijk aangegaan in Gaza met een man die ook een Islamitische Palestijn was. De pasgetrouwden keerden terug naar Canada en begonnen een gezin.

Rechter Smith heeft geconcludeerd dat zowel de verdachte als het slachtoffer geloofden dat onder hun religie en cultuur, de vrouw verplicht was om seks te hebben met haar man wanneer hij dat wilde, ongeacht of ze ermee akkoord was.

"Ik denk dat de verdachte waarschijnlijk seks had met zijn vrouw bij vele gelegenheden zonder haar uitdrukkelijke toestemming," zei Smith, "aangezien zowel hij als zij geloofden dat hij het recht had om dit te doen."

Het incident dat ten grondslag lag aan de aanklacht vond plaats in 2002. De vrouw zei dat haar man haar bij de pols greep, haar op de bank trok, haar broek naar beneden trok en seks met haar had, hoewel ze hem drie keer vroeg om er mee te stoppen. Ze getuigde dat ze vernam dat dit een misdaad is in Canada in 2013 nadat het huwelijk eindigde en ze met de politie sprak over kwesties in verband met de toegang tot de kinderen en toen ze details onthulde over hun vroegere huwelijk. Op basis van die informatie heeft de politie de aanklacht tegen seksueel geweld ingediend en heeft het Openbaar Ministerie ermee ingestemd dat de aanklacht moest worden berecht.

De echtgenoot ontkende de beweringen, maar de rechter zei uitdrukkelijk dat hij zijn bewijs niet geloofde, terwijl hij geloofde dat het bewijs van de vrouw wel geloofwaardig vond, omdat zij als getuige duidelijke antwoorden gaf. Omgekeerd vond hij de aangeklaagde als getuige argumentatief en ontwijkend, en hij verwierp zijn verslag als niet geloofwaardig.

Het besluit is opmerkelijk beknopt en gaat voorbij aan het bestaande Canadese strafrecht, dat uitdrukkelijk toestemming vereist voor seksueel contact (art. 273.1) en het omschrijft omstandigheden waarin geen toestemming wordt verleend, waaronder:

c) de verdachte de klager ertoe aanzet om de activiteit uit te oefenen door misbruik te maken van een positie van vertrouwen, bevoegdheid of autoriteit;

d) de klager met woorden of in gedrag een gebrek aan instemming had om de activiteit uit te oefenen;

Verder, de uitspraak noemt niet art. 278 van het Wetboek van strafrecht, waar specifiek de seksuele meerderjarigheid van een echtgenoot is vereist.

De rechter keek niet of vermeldde zelfs maar dat de onwetendheid van art. 19 van de wet geen excuus is en gewoon besloot dat het OM er niet in geslaagd was de criminele bedoelingen van de echtgenoot te bewijzen. Dus hoewel hij de vrouw geloofde, verwierp hij de aanklacht tegen de ex-man.

De rechter lijkt te hebben geconcludeerd dat onwetendheid van de Canadese wetgeving, of een geloof dat een religieuze of culturele praktijk, de seculiere strafrecht vervangt en een verdediging is van wat een duidelijke misdaad van aanranding is.

Zijn verzuim om rekening te houden met de bestaande relevante bepalingen van het wetboek van strafrecht is een bijkomende grond voor beroep, aangezien het negeren van de wet ook geen aanvaardbaar gerechtelijk gedrag is.

De vraag die nu gesteld moet worden is of de Provinciale OM (die rechtsmacht heeft) beroep zal aantekenen tegen dit besluit om te bevestigen dat de Canadese seculiere wet, die seksueel contact zonder toestemming verbiedt, ook voor gehuwde vrouwen, prevaleert boven een culturele of religieuze praktijk als een vrouw toestemming geeft voor seks en het te aanvaarden als voorwaarde in het huwelijk.

Zal onze zelfverklaarde feministische federale regering er bij haar provinciale tegenhanger op aandringen om dit belangrijke beroep te lanceren met de volledige steun van het federale OM als tussenpersoon in deze zaak?

Rechter Smith deed zijn uitspraak op 17 oktober. Dat betekent dat de advocaat-generaal ongeveer een week heeft om de stilte over deze belangrijke uitspraak op te heffen door het indienen van een beroep namens de bevolking van Ontario, en voor Canada om te bevestigen dat het seculiere recht van Canada nog steeds van toepassing is op alle inwoners van ons land.

Scott Newark is een voormalig Openbaar Aanklager in Alberta die ookheeft gediend als Directeur van de Canadese Politie Bond, Vice-voorzitter van het Ontario Bureau voor Misdaadslachtoffers, etc. Hij is momenteel Adjunct Professor in het TRSS Program in de School van Criminologie aan de Simon Fraser Universiteit.