www.wimjongman.nl

(homepagina)

door Uzay Bulut - 14 februari 2016

De Turkse autoriteiten hebben duidelijk gemaakt dat het aandringen op een einde aan het staatsgeweld in Turkije's Koerdische gebieden "verraad" is. Dit betekent dat in Turkije vragen om vrede en politieke gelijkheid tussen de Koerden en Turken illegaal is.

Op 11 januari 2016 gaf een groep academici en onderzoekers uit Turkije en uit het buitenland, de "Academici voor de vrede" geheten, een verklaring uit getiteld: "We zullen geen partij zijn bij deze misdaad." Daarin hebben zij kritiek op de Turkse regering voor haar recente avondklok en de moordpartijen in de Koerdische districten, en zij eisten dat er een einde komt aan het geweld tegen de Koerden en een terugkeer naar vredesbesprekingen.

"Wij verklaren dat wij geen partij zijn bij dit bloedbad door te blijven zwijgen, en eisen een onmiddellijke stopzetting van het geweld van de staat," aldus de verklaring.

In totaal ondertekenden 2212 academici en onderzoekers uit Turkije, en 2279 uit het buitenland, met hun namen de verklaring.

De Turkse President en de Premier richtten zich onmiddellijk tegen de academici die de verklaring ondertekenden. Op 12 januari zei President Recep Tayyip Erdogan:

"Helaas zeggen deze nep-intellectuelen dat de staat een bloedbad uitvoert. Hey, nep-intellectuelen! U bent duistere mensen. U bent niet verlicht. U bent duister en onwetend ten aanzien van het punt dat u niet eens weet waar de zuidoostelijke of oostelijke regio's liggen [in Turkije].

"Vandaag zien wij het verraad van deze zogenaamde intellectuelen, waarvan de meesten hun salaris krijgen van de staat en een identiteitskaart van deze staat in hun portemonnee meedragen.

"U staat aan de kant van de natie en de staat, óf aan de kant van de terroristische organisatie. Wij zullen geen toestemming vragen van de zogenaamde academici. Zij moeten hun plaats weten."

Onmiddellijk na de toespraak legde de Turkse Raad van Hoger Onderwijs (YOK) ook een verklaring af: "De verklaring die door een groep academici is afgelegd, welke de voortdurende strijd van onze staat tegen het terrorisme in het zuidoosten als een 'bloedbad en afslachten' beschrijft, heeft onze volledige academische wereld onder verdenking gebracht. ... Deze verklaring kan niet worden geassocieerd met de academische vrijheid. Het geven van veiligheid aan de burgers is de primaire verantwoordelijkheid van de staat," zei de Raad, eraan toevoegend dat alle rectoren en een interuniversitaire raad spoedig de kwestie wil gaan bespreken.

De Turkse Premier Ahmet Davutoglu trad ook toe, en zei: "Het is een irrationele verklaring. [De academici] zullen zich schamen wanneer ze het nogmaals lezen. Dit kan niet worden gewaardeerd in het kader van de vrijheid van meningsuiting."

Sindsdien kwamen de academici onder ernstige politieke, juridische en sociale druk. De 1128 oorspronkelijke ondertekenaars worden onderworpen aan aanhoudende aanvallen en bedreigingen van de Turkse regering en nationalistische groeperingen, alsmede dubbele onderzoeken -- administratieve onderzoeken door de universiteiten waarvoor zij hebben gewerkt, maar ook juridische onderzoeken door aanklagers van de staat.

Ze worden vervolgd wegens het "beledigen van de Turkse natie, de staat van de Republiek Turkije, het Turkse-Parlement, de regering en rechterlijke organen" (Turkse wetboek van strafrecht: artikel 301) en voor "het maken van propaganda voor een terroristische organisatie" (anti-terreur wetgeving: artikel 7).

In de week na de publicatie van de verklaring werden ten minste 33 academici vastgehouden, en vervolgens vrijgelaten nadat de aanklagers hun verklaringen hadden opgenomen.

Ten minste 29 academici zijn geschorst uit hun baan bij de universiteiten totdat deze onderzoeken zijn afgerond.

Sommigen hebben daadwerkelijk hun baan verloren. Universitair hoofddocent Battal Odabasi van de Istanbul Aydin Universiteit bijvoorbeeld, werd ontslagen vanwege het steunen van de verklaring. Odabasi werd eerst blootgesteld aan een onderzoek door de Universiteit en hem werd verteld zijn handtekening terug te trekken. Toen hij dat niet deed, werd hij ontslagen. "Zodat zij in wezen vertelden te kiezen tussen brood en onze eer," zei Odabasi. "Ik koos voor mijn eer."

Sommige pro-regeringskranten waren ook gericht tegen de ondertekenaars. De krant Yeni Akit bijvoorbeeld schreef: "Dit is de volledige lijst van de academici die de verklaring van verraad ondertekenden."

De krant bleef de autoriteiten vertellen: "Ontsla deze mannen!" En noemde de academici "perverselingen met diploma's", "hoeren die moslims 'zonen van teven' noemen". De krant heeft de academici ook wel "gay-liefhebbers" genoemd, en "Armenen-liefhebbers." De academici hebben juridische hulp gezocht en eisten dat de artikelen met deze erin opgenomen bedreigingen en beledigingen naar het publiek toe worden geblokkeerd. Een Strafhof in Ankara verwierp deze vraag. Het Hof zei dat de verslagen en de uitdrukkingen binnen de "persvrijheid" vallen.

Verschillende universiteiten over heel Turkije hebben op hun officiële websites uiterst negatieve reacties gegeven op de academici die de verklaring ondertekenden. Sommige hebben hen zelfs "verraders" of "terrorisme supporters" genoemd en benadrukten dat de universiteiten de militaire operaties van de staat steunen.

Het rectoraat van de Abdullah Gul Universiteit in Kayseri bijvoorbeeld, eiste dat Professor Bülent Tanju, die de verklaring heeft ondertekend, zou aftreden. Het hoofd van de Turkse nationalisten in de stad, die verbonden met de nationalistische beweging partij (MHP), noemde Tanju en andere ondertekenaars "blaffende honden", en in een publieke verklaring bedreigde hij hen. De aanklagers lanceerden wel een strafrechtelijk onderzoek tegen Tanju, maar niet tegen degenen die hem bedreigden. Zijn vermeende "misdaad" is het "aanzetten van de bevolking tot vijandschap of haat" en "openlijk beledigen van staatsinstellingen." (Turkse strafwetboek - artikelen 216 en 301)

Sommige academici trok hun handtekeningen in na de ontvangst van deze bedreigingen op campussen of op sociale media.

De kantoren van twee academici - Kemal Inal en Betul Yarar - van de afdeling Communicatie aan de Universiteit van Ankara Gazi, zijn gemarkeerd met rode kruizen door de Turkse nationalistische studenten. Een plakkaat op hun deur zegt: "We willen op onze universiteit geen academici die ondersteuning bieden aan de PKK." Inal zei dat hij zijn handtekening introk na gewelddadige bedreigingen van studenten en zelfs van een collega.

De krant Agos heeft gemeld dat academici in kleinere steden onder enorme druk van hun universiteiten staan, evenals van het publiek. Bijvoorbeeld, in Samsun moesten de academici zichzelf opsluiten in hun huizen voor een tijdje. In Yalova zeggen ze dat ze bang zijn om het openbaar vervoer te gebruiken en in Bolu zeggen ze dat ze bang zijn om hun auto's te parkeren op afgelegen plaatsen.

Sommige van de academici waren ook het doelwit van de lokale media. Arin Gul Yeniaras, een advocaat, bood juridische ondersteuning aan voor de bedreigde academici, en vertelde Agos dat "een lokale krant in de stad van Yalova bijvoorbeeld de namen en foto's publiceerde van de ondertekenaars, en opmerkingen maakte zoals 'de rector zwijgt nog steeds; de burgers zijn ongerust' in een poging om de rector actie te laten ondernemen tegen de academici. Daarna heeft de rector aangegeven dat de Universiteit een onderzoek tegen de ondertekenaars is gestart."

Ramazan Kurt, docent filosofie aan de Erzurum Ataturk Universiteit, heeft hulp gezocht bij de Erzurum-tak van de Human Rights Association (IHD).

"Twee mensen deden een inval in mijn kamer en bedreigden me," vertelde Kurt aan Agos.

"Op dezelfde dag deden de grijze wolven [een nationalistische Turkse organisatie] een oproep bij de universiteit om een mars tegen mij te regisseren. Ik diende een strafrechtelijke klacht tegen hen in en eiste veiligheid. Het was op die dag dat ik vernam dat ik uit mijn werk werd geschorst. Ze organiseerden een massale tocht en riepen: "Wij willen geen terroristische docent op onze school." Ik heb ook gemerkt dat ze aan de deur van mijn kantoor kwamen en de eed van de grijze wolven zwoeren. Niemand van de Universiteit belde mij om mij te steunen."

Op 15 januari werd Kurt aangehouden en ondervraagd door de anti-terreur-afdeling van het lokale politiebureau. Zijn advocaat zei dat hij werd beschuldigd van "het maken van propaganda voor een [terroristische] organisatie", en "het aanzetten van de bevolking tot vijandschap of haat", en "het publiceren van documenten [van een terroristenorganisatie]." Hij werd vrijgelaten op dezelfde dag, maar wel verboden om te reizen.

In een interview met Dicle News Agency (DIHA) zei Kurt, dat toen hij de politie in Erzurum vroeg om een bewaker na de aanslagen, "een politieagent me bedreigde en zei: 'Als je een ondertekenaar weet, schiet ik hem in het hoofd'."

"Nadat ik de houding van mijn collega's zag," zei hij, "had het geen zin om te blijven." Aangezien hij geen veiligheid had, zei hij dat hij de provincie verliet.

De aanhoudingen van academici blijven doorgaan. Op 29 januari werden vijf academici in de provincie Bolu, die de petitie in solidariteit tekenden, met nog drie collega's aangehouden die eerder al vanwege de ondertekening van de verklaring waren opgepakt na een inval in hun huizen. Hun huizen, auto's en kantoren werden doorzocht, en kopieën van hun computers en telefoons en van een aantal van hun documenten werden in beslag genomen door de politie. De academici werden vrijgelaten nadat de politie hun verklaringen had opgenomen.

"De academici die hun vrijheid van meningsuiting uitoefenden door het ondertekenen van de tekst die een wens voor de vrede uitsprak, zijn het doelwit geworden en blootgesteld aan dagenlange beledigingen en bedreigingen," zei een recente persmededeling van de academici.

"Vanaf 18 januari zijn onderzoeken gestart tegen de 1128 ondertekenaars overeenkomstig het Turkse wetboek van strafrecht en de antiterreurwet.

"Onder onze collega's zijn mensen die zijn aangehouden met het verbod het land uit te gaan, ze zijn blootgesteld aan administratieve onderzoeken, ontslagen of schorsingen uit hun baan. Wij vinden al deze dingen onrechtvaardig en onaanvaardbaar."

In de tussentijd heeft journalist Nurcan Baysal, gevestigd in Diyarbakir, gemeld dat op 22 januari de lichamen van twee Koerden, Isa Oran en Mesut Seviktek - vermoord tijdens een avondklok, en dat hun lichamen nog 29 dagen op de straat lagen - uiteindelijk mochten worden opgehaald.

Oran's vader, Mehmet Oran zei:

"Ik ging naar het mortuarium. Het hoofd van mijn zoon was niet herkenbaar. Het was verbrand alsof een chemische stof vloeistof er overheen was gegoten. De ingewanden en zijn darmen lagen buiten zijn lichaam. De rest van mijn zoon's lichaam lag in stukken alsof brokken vlees uit hem waren getrokken door een dier. Ze hadden mijn zoon in stukken gereten. Ik was alleen in staat mijn zoon te herkennen door zijn arm."

Mesut's broer, Ihsan Seviktek, zei:

"Mijn broer was al als een martelaar gedood met kogels in zijn hoofd en borst. Maar zij [Turkse militairen of politie] hebben vervolgens honderden extra kogels in hem geschoten. Zijn gezicht werd onherkenbaar. Waarom een dode persoon zo in dergelijke mate te mishandelen? De Koerdische kwestie kan hiermee niet worden opgelost."

Terwijl de Turkse autoriteiten en de leiding van de universiteiten de intellectuelen beschuldigen "verraders" te zijn, werden tal van Koerden vermoord door de Turkse strijdkrachten in de Koerdische districten onder de avondklok. Dode lichamen van veel Koerden liggen nog te rotten in de straten en wachten om te worden opgehaald.

Ten minste 224 Koerdische burgers zijn omgekomen tussen 16 augustus 2015 en 5 februari 2016, volgens de Stichting van de mensenrechten van Turkije (TIHV). 42 van hen waren kinderen, 31 waren vrouwen en 30 waren ouder dan 60. De districten Sur, Cizre en Silopi liggen al twee maanden onder een ononderbroken militair beleg en aanvallen. Acht mensen zijn gedood door veiligheidstroepen die willekeurig schieten in de straten (die gesloten zijn tijdens de avondklok-zones) tijdens vreedzame protesten tegen de avondklok.

De Turkse autoriteiten hebben duidelijk gemaakt dat aandringen op een einde van het staatsgeweld in Turkije in de Koerdische gebieden "verraad" is. Dit betekent dat in Turkije het vragen om vrede en politieke gelijkheid tussen de Koerden en Turken illegaal is. Blijkbaar is de enige manier om een "Turkse patriot" of "een goed burger van Turkije" te zijn het openlijk steunen van het vermoorden van Koerden - of ten minste over hen te zwijgen.

Uzay Bulut is een geboren en getogen moslim, en is een Turkse journalist gevestigd in Ankara.

© 2016 Gatestone Institute. Alle rechten voorbehouden.

Bron: "Treason" In Turkey: Asking for Peace


printen??? spaar papier en inkt.