www.wimjongman.nl

(homepagina)



Paulus was Pre-Trib

20 juli 2016 - een commentaar door Jack Kelley

Dit is niet bedoeld als een volledig commentaar op 2 Tessalonicenzen 2. In plaats daarvan wil ik aantonen dat Paulus aan de Tessalonicenzen heeft geleerd dat de opname van de Kerk zou voorafgaan aan de eindtijd-oordelen. Zie het als een aanvulling op een studie van de 1e en 2e brief aan de Tessalonicenzen, evenals een bijbelse weerlegging van de stelling dat de pre-trib opname een relatief nieuw idee is.

Volgens de meesten bleef Paulus gedurende slechts ongeveer 3 weken in Thessalonika en gedurende die tijd stichtte hij een kerk en leerde hen de doctrines van zaligheid en heiliging, de drie-eenheid, de aard van de mens, de zekerheid van de genade, en de Dag des Heren. Hij bleef hen onderwijzen met zijn eerste brief, geschreven vanuit Korinthe in 51 na Chr., waarin hij de doctrine van de Opname (1 Tessalonicenzen 4:16-17 introduceerde). Kort daarna kregen ze een andere brief, die van hem afkomstig leek te zijn, over de aankondiging dat de Dag des Heren was gekomen. Ze reageerden met angst en verwarring en wilden onmiddellijk een verduidelijking.

"Wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is." (2 Tessalonicenzen 2:1-3)

Uit Paulus' reactie is het duidelijk dat de brief waar zij bezorgd over waren, een vervalsing was, verzonden door iemand die voordeed als Paulus en was ontworpen om hen te laten schrikken. Het werkte. De Griekse woorden voor onzekerheid en alarm zijn letterlijk agitatie, ophitsen en schrikken. Iets in de brief had hun begrip van zijn onderwijs tegengesproken en ze waren boos. Als we 2 Thes 2:1-3 lezen, zien we dat de vervalsing Paulus' onderwijs over gebeurtenissen aangaande de Dag des Heren moet hebben betwist. Dit is de enige logische verklaring voor zijn 2e brief aan de Tessalonicenzen.

Merk op dat Paulus gelijk vanaf het begin de komst van de Heer heeft gescheiden van onze Opname naar Hem. Dat is omdat het twee verschillende gebeurtenissen zijn. We kunnen niets zeggen over hun relatieve timing, maar we kunnen wel zeggen dat ze niet dezelfde zaak zijn. De wederkomst is wanneer Hij terugkomt naar de aarde om met Zijn volk hier te zijn, terwijl we van 1 Tessalonicenzen 4:16-17 weten dat de Opname tot Hem een tegemoet gaan in de lucht is, en tevens verder naar de hemel toe om daar met Hem te zijn (Joh. 14:2-3). De 2e komst zal worden gezien door iedereen (Matt. 24:30), maar de Opname is een onmiddellijke verdwijning van gelovigen alleen (1 Korintiërs 15:51-52), die ook zonder enige waarschuwing gebeurt.

Alles dat is geschreven in het verleden en werd geschreven om ons te leren

Het bovenstaande citaat is van Romeinen 15:4. Het zegt ons dat Paulus niet alleen schreef aan de gelovigen van Thessalonica. Hij schreef ook voor ons. Denk erover na. De Dag des Heren is een term die altijd naar de eindtijd en meestal naar de Grote Verdrukking verwijst. Als Paulus hen had geleerd om een Opname na de verdrukking te kunnen verwachten, zouden ze dan onrustig en bang zijn geweest na de ontvangst van die fraude-brief? Nee! Het zou er waarschijnlijker voor gezorgd hebben dat ze dachten dat de 2e komst slechts een paar jaar verder weg was en dat velen van hen zouden leven om het te zien.

De enige rechtvaardiging voor hun angst en verwarring zou zijn als Paulus hen een opname vooraf aan de verdrukking had geleerd. In dat geval zou een brief hen vertellen dat nu de Dag des Heren was gekomen, en dat zou betekenen dat ze de Opname gemist hadden, en dat zou betekenen dat ze niet gered waren. Nu kunnen we ons voorstellen hoe opgewonden, boos en bang ze zouden zijn. Stel je voor hoe jij je zou voelen in een situatie als deze.

Vanuit 2 Tessalonicenzen 2:1-3 kunnen we beginnen met de opbouw van de Paulus' les in de chronologie van de gebeurtenissen die voorafgaan aan de Dag des Heren. Vergeet niet, er is een overvloed aan bewijs vanuit zijn andere brieven waaruit blijkt dat Paulus de leer van eeuwige zekerheid leerde, oftewel: eenmaal gered, altijd gered. Sommige van de meest voor de hand liggende verwijzingen zijn Romeinen 8:38-39, 2 Korintiërs 1:21-22, 2 Kor. 5:5, Efeziërs 1:13-14, en Efeziërs 4:30. In elk daarvan onderwees Paulus dat de ware gelovigen niet van het geloof kunnen afvallen, om welke reden ook. Hij zei dat de Heer onze erfenis gegarandeerd heeft, en verzegeld door de uitstorting van de Heilige Geest in ons.

Maar Paulus sprak ook van een rebellie (wegvallen) in 2 Tessalonicenzen 2:3, dat moet voorafgaan aan de Dag des Heren. Het Griekse woord apostasia is vertaald als afval, waaruit we afvalligheid krijgen. Het betekent dat mensen iets zou verlaten, terwijl ze zichzelf ooit beschouwd hadden er onderdeel van uit te maken,en de context impliceert dat dit de kerk is. U valt niet weg uit iets, tenzij u eerst van uzelf gedacht had onderdeel daarvan te zijn. Maar ware gelovigen kunnen helemaal niet wegvallen. Daarom heeft deze opstand of afval betrekking op diegenen die denken van zichzelf onderdeel uit te maken van de kerk, maar niet echt gered zijn.

Word niet verward hierover. We zien de 'gelovigen-in-naam-alleen' de traditionele kerken verlaten naar de nieuwe kerk rondom ons, maar opstand is zoveel als een houding die in actie is en ze denken niet dat ze in opstand zijn tegen God. Ze zien zichzelf nog steeds als in de kerk. In feite denken ze dat ze het beste deel ervan hebben. Verre van opstandig, noemen ze zichzelf volgelingen van Christus, geen alleen gelovigen in Hem, en doeners van het woord, niet alleen hoorders. Ze zitten niet in kerken op zondag om te luisteren naar dezelfde vermoeiende oude berichten over zonde en redding, en komen om wedergeboren te worden. Nee. Ze zijn in de wereld, en denken dat ze die veranderen moeten voor Jezus.

Voorstanders van het zogenaamde sociale evangelie beseffen niet, dat het niet is wat je doet voor de Heer, dat telt, maar dat het is wat je gelooft dat Hij voor je gedaan heeft. Het enige werk dat de Heer van ons verlangt, is dat wij geloven in degene die Hij gezonden heeft (Joh. 6:29). Dat betekent: het geloof dat God koos voor het zenden van Zijn Zoon naar de aarde om te sterven voor onze zonden, zodat wij kiezen kunnen om te leven met Hem in eeuwigheid (Joh. 3:16). Het rechtvaardige werk van duizend levens volstaat niet in de plaats van dit geloof.

Als deze gelovigen-in-naam ontdekken dat de ware kerk is verdwenen, terwijl zij zijn achtergelaten, dat is de tijd dat ze tegen God in opstand zullen komen en gaan deelnemen aan de andere kant. Tegen de tijd dat de Anti-Christ zijn claim op zijn godheid maakt, zal de hele wereld hem volgen (Openbaring 13:8), en zij zullen in de voorhoede staan.

De eindtijd volgens Paulus

"...de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet" (2 Tessalonicenzen 2:4).

Na de opname en de afdalende weg van 'gelovigen-in-naam-alleen' naar de wereldwijde valse godsdienst zal van de Anti-Christ worden onthuld voor wie hij echt is, doordat hij zichzelf uitroept om God te zijn. Onthoud de volgorde: Paulus gaf eerst de afval aan, en vervolgens zal man van wetteloosheid worden onthuld.

"Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst" (2 Tessalonicenzen 2:7-8).

Hier bevestigt Paulus deze volgorde, door te zeggen dat een weerhouder momenteel de dingen terughoudt. Nadat de weerhouder is weggenomen, zal de Anti-Christ worden onthuld. Deze weerhouder is de Heilige Geest, verzegeld binnenin de kerk. Na de opname zal de Heilige Geest weggenomen zijn, de opstand zal plaatsvinden, en de Anti-Christ zal worden onthuld. Deze dingen kunnen niet gebeuren, totdat de kerk verdwenen is.

"Hem, wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid" (2 Tessalonicenzen 2:9-12).

Het meest waarschijnlijk zal de Anti-Christ al bekend zijn als een groot staatsman en leider, maar door te verklaren dat hij God is, zal hij aanspraak op de aarde leggen. Deze claim zal het startpunt zijn van de Grote Verdrukking (Matteüs 24:15-21) en wordt begeleid door allerlei valse wonderen, tekenen en wonderen die de hen zullen bedriegen die zijn verdwaald in hun denken en eindelijk de waarheid denken te hebben gevonden. Maar in werkelijkheid hebben zij de waarheid verworpen en een leugen omarmd. Aan het einde van de Grote Verdrukking zal de Heer terugkeren om de Anti-Christus te overwinnen en hem te vernietigen door de pracht van Zijn komst, en zij die de leugen geloofden zal het net zo vergaan.

In zijn brieven aan de Tessalonicenzen onthulde Paulus niet de werkelijke tijd van de Opname, behalve met betrekking tot andere evenementen. Het kan een van de dingen zijn die hem verboden waren om over te spreken (2 Korintiërs 12:4). Alles wat we weten is dat de Heer ons om Zijn eigen redenen nooit een specifieke datum heeft gegeven voor de Opname. Maar door het zorgvuldig bestuderen van passages die het beschrijven en het vasthouden aan het standpunt dat de Bijbel zichzelf niet kan tegenspreken, kan de scherpzinnige gelovige gehoorzamen aan het gebod "Ken de tijden en seizoenen" om met enige zekerheid de juiste opeenvolging van gebeurtenissen te construeren. Paulus bekritiseerde de Tessalonicenzen voor het zich niet herinneren (2 Tessalonicenzen 2:5). En hij zou nog sterkere kritiek hebben op de kerk vandaag om dezelfde reden. Selah.

Bron: Paul Was Pre-Trib - Gracethrufaith