www.wimjongman.nl

(homepagina)



Verwijzingen naar de Opname, deel 2

25 maart 2015 - door Jack Kelley

Dit is deel 2 van 2 delen over de serie "Verwijzingen naar de Opname"

In deel 1 van deze serie verkenden we enkele van de duidelijkste toespelingen uit het Oude Testament dat de Heer altijd de bedoeling heeft gehad om de Gemeente op te nemen vóór de eindtijdoordelen. Deze keer zullen we het Nieuwe Testament onderzoeken. Omdat Paulus de eerste was die het mysterie van de Opname onthulde, zouden we niet verwachten een duidelijke uitleg te vinden in de evangeliën, maar aangezien wij er al over weten, zijn wij wel in staat om een paar toespelingen hier en daar te vinden. Laten we verder gaan.

Voor de hand liggend, door onze afwezigheid?

In zijn definitieve onderwijzingen over de eindtijd, waarschuwde de Heer Israël dat ze zouden worden gehaat en vervolgd door alle naties vanwege Hem (Matt. 24:9). Hij zei dat velen zullen struikelen en het geloof verlaten, en ze elkaar zouden verraden en haten (Matt. 24:10). Hij zei dat hun tempel zou worden geschonden door een andere gruwel van verwoesting, en dat als zij die in Judea zijn dit zien gebeuren (de naam in het Nieuwe Testament voor Israël) ze onmiddellijk moeten vluchten naar de bergen (Matt. 24:15). Hij vertelde hen om te bidden dat hun vlucht niet in de winter zou plaatsvinden (winters kunnen ruw zijn in de woestijn van Juda) of op de Sabbat (vluchten zou een schenden zijn van de Sabbat reisbeperkingen), omdat de Grote Verdrukking die zou komen erger zou zijn dan iets wat de mens ooit had meegemaakt (Matt. 24:20-21). Hij zei dat als Hij niet persoonlijk zou ingrijpen geen van hen het zou overleven, maar omwille van de gelovigen onder hen zou Hij er een einde aan maken op het afgesproken tijdstip (Matt. 24:22). Hij zei dat valse messiassen en valse profeten grote tekenen en wonderen zouden doen om hen te misleiden als het einde nadert (Matt. 24:24). (Paulus bevestigt dit in 2 Thes. 2:9-10 en plaatst de vervulling na de opname.)

Hij zei dat iedereen op aarde Hem zal zien als Hij terugkomt (Matt. 24:27) en het zal worden als in de dagen van Noach. Ongelovigen die de Grote Verdrukking overleven zullen worden weggenomen in de oordelen die volgen op zijn terugkeer, en de gelovigen zullen worden verwelkomd in het Koninkrijk met het opbouwen van een nieuwe wereld. Dit alles en meer sprak Hij tot Israël (Matt. 24:36-25:46).

Maar sprak Hij ook maar één woord van troost, of zelfs maar een waarschuwing, aan zijn Bruid? Heeft hij gezegd dat Hij ons zou beschermen in deze angstaanjagende tijd? Heeft Hij zelfs maar ons bestaan erkend? Nee. Geen enkele keer. Waarom? Omdat Hij in gesprek was over Israël, over een tijd nadat wij waren weggenomen. Hij liet het aan Paulus over om de details uit te leggen van onze redding, nadat het te laat was om te stoppen met wat Hij bezig was om voor ons te doen.

Lot moest Sodom verlaten (opnieuw)

"Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden.
Op de dag echter waarop Lot uit Sodom wegging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en bracht hen allen om."
(Lucas 17:28-29)

In Lucas 17:26-27 heeft Jezus gezegd hoe in de dagen van Noach de ongelovigen geen gehoor aan de waarschuwingen hadden gegeven, en geen gebruik hadden gemaakt van de voorziening van de Heer voor hun redding. Ze waren verrast toen de zondvloed kwam en ze allemaal vernietigd werden.

Op het eerste gezicht lijken de verzen 28-29 een vergelijkbaar voorbeeld te zijn, maar het is echt heel anders. Lot werd genomen uit de tijd en plaats van het oordeel, voordat het begon. In feite zeiden de engelen die werden gestuurd om hem te verwijderen, dat ze niet een oordeel over Sodom en Gomorra konden brengen tot zij weg waren in veiligheid (Genesis 19:21-22). Zoals ik aantoonde in deel één van deze serie, diende dit als een model van de Gemeente, die ook moet worden gered uit de tijd en de plaats van het komende oordeel, voordat het kan beginnen.

De opstanding en het leven

Jezus zei tot haar: "Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid." (Joh. 11:25-26)

Dit is een verbazingwekkende verklaring. De Heer had al gezegd: opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven zou hebben (Joh. 3:16). Hier gaat Hij meer in detail met te zeggen dat hoewel een gelovige de fysieke dood zal ervaren, hij nog steeds zal leven. Hij verwees naar de opstanding van hen die in geloof sterven. En toen zei Hij dat sommigen nooit zouden sterven, maar overgaan van dit leven direct naar het volgende. Als we al niet wisten over de opname, zouden we dit niet herkennen, maar aangezien we het doen, kunnen we begrijpen dat hij sprak over één generatie van gelovigen, die leven zal als Hij voor de Gemeente komt, en eeuwig leven zal ontvangen zonder eerst te sterven. En nogmaals, de Heer bevestigt dat de enige kwalificatie voor het eeuwige leven is, te geloven dat Zijn dood de hele prijs betaalde voor onze zonden.

Wat is er geworden van Israël?

"En toen zij zwegen, antwoordde Jakobus: Mannenbroeders, luister naar mij. Simeon heeft verteld hoe God voorheen naar de heidenen omgezien heeft om voor Zijn Naam uit hen een volk aan te nemen.
En hiermee stemmen de woorden van de profeten overeen, zoals geschreven staat: Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten, opdat de mensen die overgebleven zijn, de Heere zouden zoeken, en alle heidenen over wie Mijn Naam uitgeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet.
Aan God zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend."
(Handelingen 15:13-18)

Het was nog niet eens 20 jaar na het kruis, terwijl de apostelen samen waren in Jeruzalem. Niets van het Nieuwe Testament was nog geschreven. Aan 483 jaar van Daniels 490-jaren-profetie voor Israël (Daniel 9:24-27) was voldaan in het schema, maar met de dood van de Messias was alles tot stilstand gekomen. Voordat Hij stierf, had de Heer hen zelfs vertelt dat de tempel spoedig volledig zou worden vernietigd, en na zijn opstanding had Hij geweigerd hun hoop te bevestigen dat het Koninkrijk van Israël zou worden hersteld. In feite had hij gezegd: "Dat is niet aan u om te weten" (Handelingen 1:6). En nu hadden Petrus, Paulus en Barnabas een de ogen openend getuigenis gegeven, waarbij de Heilige Geest rechtstreeks op de heidenen neerdaalde met veel profetie en spreken in tongen. Als de heidenen rechtstreeks naar de Heer konden komen en de Heilige Geest ontvangen zonder zich eerst te bekeren tot het Judaïsme, betekende dit dan dat God klaar was met de Joden? Als dat zo was, wat zou er dan worden van Israël en al de onvervulde beloften van de Heer aan zijn volk?

Jakobus, de stiefbroer van de Heer, hielp hen te begrijpen wat er zou komen. Wat we nu kennen als de bedeling van de wet, werd onderbroken toen de Heer uit de niet-Joden een volk voor zichzelf nam, de Gemeente. In het Grieks betekent "het nemen van" letterlijk "te nemen uit", of wegvoeren uit. Het duidt op een uitweg, een scheiding van tijd, plaats en oorzaak.

Nadat hij de Gemeente heeft opgenomen, zegt Jakobus, zal de Heer zijn aandacht nogmaals op Israël richten. De tempel zal worden herbouwd en de resterende 7 jaren van de bedeling van wet zal zijn beloop hebben. Dit is de tijd die we kennen als Daniels 70e week. Hier is een toespeling dat de opname van de Gemeente plaatsvindt voordat Daniels 70e week begint. Hij concludeerde dit door te zeggen dat de Heer al eeuwen wist dat Hij dit ging doen.

Paulus' bevestiging

Paulus, die ter plekke was, legde het aan de gemeente van Rome uit op deze manier: "Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan.
En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.
En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen."
(Romeinen 11:25-27)

Het Griekse woord vertaald als "volheid", werd vaak gebruikt in een nautische term in het aantal zeelieden, roeiers en soldaten die een schip moeten bemannen. Zodra een schip het volledige aantal had kon het varen naar de bedoelde bestemming. Als het arriveerde werd er gezegd te zijn "binnengegaan". Ik denk dat Paulus de bedoeling had om te zeggen dat de Gemeente een "volheid" heeft, en wanneer dat aantal bereikt is, het naar haar bestemming, de hemel, zal varen. Niemand op aarde weet dit getal of hoe dicht we staan voor het bereiken ervan en dat is waarom niemand van tevoren zal weten de dag of het uur van de opname.

Wanneer de kerk in haar "volheid" is "binnengegaan" naar de hemelse bestemming, zal God zijn aandacht weer richten op Israël en de laatste 7 jaar van Daniels 70-weken-profetie zullen worden vervuld, culminerend in de terugkeer van de Heer om het Koninkrijk te vestigen. Dit is het Koninkrijk dat Hij beloofde aan Israël, waarover Daniel vertelde dat het nooit zou worden vernietigd, of aan andere mensen gegeven worden, maar voor eeuwig zal blijven. (Daniel 2:44).

De Opname openbaart zich

"Want zij vermelden zelf over ons hoezeer wij ingang bij u gekregen hebben en hoe u zich van de afgoden tot God bekeerd hebt om de levende en waarachtige God te dienen, en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn" (1 Thes 1:9-10)

"Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan.
Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn."
(1 Thes. 4:16-17)

"Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus." (1 Thes. 5:9)

Dit zijn de Opname-verzen, zo genoemd naar de Latijnse vertaling van het Griekse woord harpadzo, wat betekent dat moet worden ingehaald of weggenomen, en die wordt weergegeven in 1 Thes. 4:17. In deel één van deze serie liet ik zien hoeveel ze lijken op Jesaja 26:19-21. Ik denk dat Paulus met behulp van Jesaja's woorden de claim zette dat dit niet enkel zijn idee steunde, maar al aangekondigd was door de Heer bijna achthonderd jaar eerder.

Met de eerste brief aan de Thessalonicenzen gaf Paulus voor het eerst de duidelijke belofte van een pre-verdrukking-Opname. Als hij Jezus noemde als degene die ons van de komende toorn zal verlossen, in hoofdstuk 1, meent hij dat ergens vóór de zegel-oordelen van Openb. 6, die het begin van Gods toorn aangeven (Openb. 6:16-17), Jezus de Gemeente uit de tijd en plaats van het einde zal afscheiden van de eindtijd-oordelen. (Kijk naar de volledige betekenis van het Griekse woord vertaald als "uit" in 1 Thes. 1:10 om dit te bevestigen.) In hoofdstuk 4 zei hij dat deze scheiding zou gebeuren wanneer de Heer komt om ons met Hem naar de hemel mee te nemen. Eerst zullen de gelovigen die gestorven zijn worden opgewekt. Dan, wij die nog in leven zijn, worden weggerukt en met hen de Heer ontmoeten in de lucht. In hoofdstuk 5 herhaalde hij vervolgens de reden voor onze plotselinge redding. Het was nooit de bedoeling dat de Gemeente in de tijd van Gods toorn lijden zou.

Zeg dat nog eens, Paulus

Tussen de twee brieven van 1 en 2 Thessalonicenzen is iets gebeurd, waardoor de ontvangers ondersteboven raakten, als ze al rechtop stonden. Ze ontvingen een brief die leek van Paulus te zijn, maar in feite een vervalsing was. Volgens 2 Thes 2:1-2 zegt die brief dat de Dag van de Heer al gekomen was. Verward en bang doen ze een overhaastig verzoek tot verduidelijking, omdat deze nieuwe brief tegengesproken heeft wat Paulus hen eerder leerde.

Hierdoor krijgen we een buitengewoon inzicht in hun begrip van de volgorde van de eindtijdgebeurtenissen. Het ontvangen van een woord dat de Dag van de Heer gekomen was, zou hen alleen zo erg verstoord hebben als ze ertoe geleid waren te geloven dat de opname van de kerk eraan zou voorafgaan. Denk erover na. Vanuit een andere weergave zou dit soort nieuws ook angstig zijn geweest, maar hun angst zou zijn getemperd door een zekere mate van blijde anticipatie. De komende jaren zouden zeker echt ruw worden, maar door martelaarschap of overleven zouden ze spoedig voor altijd in de aanwezigheid van de Heer zijn.

Maar vanuit het pre-opname perspectief, horende dat de Dag van de Heer reeds was gekomen zou gruwelijk zijn, omdat dit zou betekenen dat zij de opname hadden gemist. En dat zou betekenen dat ze niet waren gered. Geen wonder dat Paulus hen nogmaals schreef voor een verduidelijking!

Het is belangrijk om te begrijpen dat ze Paulus twee vragen hadden gesteld. De eerste betreft de Dag des Heren en de tweede was over onze bijeenverzameling tot Hem, de Opname. Paulus beantwoordt de 2 vragen in die volgorde van de verzen 3-5 om de omstandigheden te beschrijven die tot de Dag van de Heer zullen leiden, en de verzen 6-8 om uit te leggen wanneer de opname zou plaatsvinden met betrekking tot hen.

"Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet.
Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was?"
(2 Thes. 2:3-5)

Daniels 70 weken profetie (Daniel 9:27) bevestigend en versterkend evenals de waarschuwing van de Heer in de eindtijd-rede (Matt. 24:15), heeft Paulus het begin van de grote verdrukking vastgelegd naar het moment waarop de antichrist in de tempel in Jeruzalem zichzelf aankondigt als God te zijn.

"En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt.
Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is.
En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst."
(2 Thes. 2:6-8)

Voordat de antichrist officieel kan worden onthuld, moet de Ene die momenteel de macht van wetteloosheid beperkt uit de weg worden genomen. De uitdrukking betekent letterlijk "uit de weg" vanuit het midden of vanuit onder ons. Een kracht die de macht van het kwaad binnen bepaalde vooraf vastgestelde grenzen tegenhoudt (want deze macht is al op aarde aan het werk) moet worden verwijderd.

Deze kracht identificeren de geleerden die de passage letterlijk lezen als de Heilige Geest. En aangezien de Heilige Geest is verzegeld binnenin ons, hebben wij als Hij wordt weggenomen van onder de mensen op de aarde, mee te gaan. Je kunt niet de weerhouder wegnemen zonder het wegnemen van het vat, zoals iemand eens heeft gezegd. Dit is de opname van de Gemeente, en zodra we weg zijn zal de macht van het kwaad worden vrijgegeven, zonder terughoudendheid, en de hel zal losbreken op aarde totdat de Heer aan het einde van de grote verdrukking terugkomt om daar een eind aan te maken.

Hier is dus de opeenvolging. Voordat de Dag des Heren komt, moet de antichrist geopenbaard worden, en voordat hij kan worden onthuld moet de Gemeente worden opgenomen. Dus volgens Paulus zal de volgende profetische gebeurtenis met de gelovigen onze eigen verdwijning zijn. We zijn nog niet klaar, dus zorg ervoor om je opnieuw af te stemmen de komende tijd voor de spannende afsluiting van de verwijzingen naar de Opname.

Deel Een

Deel Drie

Bron: Rapture References, Part 2 - Gracethrufaith