(homepagina)

Hoor, O Israël

Door Gary Stearman op 27 maart 2014

In deze tijd overwegen wij het geweldige gegeven in de serie van gebeurtenissen in het verhaal van de dood, begrafenis en opstanding van Jezus. Het dramatische verhaal van zijn kruisiging begon in het donker van de nacht, toen hij werd gearresteerd en berecht. Een vreemde gebeurtenis wordt in verband met dit incident genoemd. Op zichzelf genomen, lijkt het bijna overbodig. Maar de boodschap is beladen met diepe betekenis. Het is de confrontatie tussen Petrus en Malchus, de dienaar van de hogepriester.

Deuteronomium 6:4 is een cruciaal vers in het leven en de geschiedenis van Israël: "Hoor, O Israël: de Heer onze God is Eén." Deze opdracht om te "horen" betekent het horen van het hart, niet alleen van de oren. Dit vers wordt geacht zo belangrijk te zijn dat het op de deurposten van de Joodse (en sommige christelijke) gelovigen is aangebracht.

Joden verwijzen naar dit vers als het "Shema," vanaf het eerste Hebreeuwse woord: "Shema Israël," wat betekent "Hoor, O Israël..." Deze sterke woorden zijn een directe opdracht aan de twaalf stammen om goed te luisteren naar de boodschap die daarop volgt. Ze zijn een constante herinnering aan Israël om nooit te vergeten de verklaringen van de Heer, zelfs tot het punt om het op hun deurposten aan te brengen en te dragen op hun lichaam, in de vorm van een tefillin.

Aan de rechterkant van de hoofdingang van een huis of gebouw zijn een paar van de belangrijkste verzen uit dit gedeelte van de Schrift opgeborgen. Ze zijn samengevouwen als een miniatuur boekrol en aangebracht in een kleine houder genoemd een "Mezoeza", wat het Hebreeuwse woord voor "deurpost" is. Dit wordt dus gezien als een van de belangrijkste onderdelen van de Thora. Wanneer men een deuropening passeert, betuigen de Joden respect voor de aanwezigheid van het woord van God door hun vingers licht te kussen, en dan de Mezoeza aan te raken. Haar aanwezigheid wordt beschouwd als een zegen voor het huishouden. Maar de belangrijke Schriftuurlijke vermaning is voor degenen die daar wonen om te "horen", dat is: te onthouden en te begrijpen.

God verlangt van de gelovigen om Hem te "horen". Maar horen vereist meer dan alleen maar een loutere blootstelling aan het woord. De interpretatieve kracht van de Heilige Geest moet aanwezig zijn in de gelovige voordat de volledige betekenis van het woord duidelijk wordt.

Jezus illustreerde dit aan zijn discipelen na zijn afwijzing door de leiders van het volk Israël, zoals verteld in Mattheüs 12. Daar vinden we het verhaal van de Farizeeën die de macht van Jezus' werk aan de satan toeschrijven, in plaats van aan de Heilige Geest. In het hoofdstuk dat volgt - Mattheüs 13 - begon Hij te spreken van het koninkrijk in gelijkenissen. Zijn discipelen vroegen zich af waarom hij dit deed, in plaats van helder te spreken. Zijn antwoord is heel duidelijk in de implicaties:

“ Hij antwoordde en zei tegen hen: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven. Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden, zelfs wat hij heeft. Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij niet zien, ook al zien zij, en niet horen, ook al horen zij, en ook niet begrijpen.”(Matt. 13:11-13).

Jezus kondigt hier aan dat hij rechtmatig heeft gehandeld tegen het huis van David - met het afsnijden hun hoorvermogen wegens hun ongeloof. In feite staat de Schrift vol met beelden van het hoorvermogen van het geloof tegenover de doofheid en blindheid van het ongeloof.

Het oor is afgesneden

Verderop in het boek van Matteüs vindt een opmerkelijke gebeurtenis plaats. Het illustreert niet alleen het beginsel van een geestelijke hoorzitting, maar kan ook een aanwijzing zijn in een profetische beeld van Israëls geestelijke toekomst.

Het evenement in kwestie komt voor wanneer Jezus in de tuin van Gethsemané is verraden door Judas. Toen Judas naderde met een groep van militairen en tempelambtenaren, kwam hij bij Jezus en begroette hem met de beruchte verraderskus.

Jezus bied geen verzet en kondigt zijn identiteit aan naar de menigte door het uitspreken van zijn autoriteit: "Ik ben." Maar één van zijn discipelen, in een uitbarsting van ijver, trekt zijn zwaard en slaat in op de dienaar van de hogepriester. Dit wordt voor het eerst genoemd in Mattheüs 26:51:

“ En zie, een van hen die bij Jezus waren, stak zijn hand uit, trok zijn zwaard, trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.”

Vrijwel hetzelfde bericht wordt gegeven in Markus 14:47. Hier echter wordt de 'zwaardvechter' beschreven als een omstander:

“Maar een van degenen die daarbij stonden, trok het zwaard, en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.”

Opnieuw in Lukas 22:50,51 wordt als het korte verhaal van deze gebeurtenis weergegeven. Deze keer echter wordt nog een nieuwer detail toegevoegd:

“En een van hen trof de dienaar van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af. Maar Jezus antwoordde en zei: Laat hen tot hiertoe begaan. En Hij raakte zijn oor aan en genas hem.”

Nu we zien dat nadat het oor is afgesneden, dat Jezus het op miraculeuze wijze volledig herstelt en is het uiteindelijk volledig genezen. Voorts, als in het boek van Johannes het verslag van deze gebeurtenis wordt gegeven, maar nu in haar meest complete vorm. Hier vinden we Simon Petrus genoemd als de zwaardvechter en Malchus als de dienstknecht van de hogepriester. Het vertelt ons: “Simon Petrus dan, die een zwaard had, trok dat, trof de slaaf van de hogepriester en sloeg zijn rechteroor af. En de naam van de slaaf was Malchus. Jezus dan zei tegen Petrus: Steek uw zwaard in de schede. De drinkbeker die de Vader Mij gegeven heeft, zal Ik die niet drinken?” (Johannes 18:10, 11).

Jezus stelt duidelijk dat zijn missie niet is om oorlog te voeren tegen het politieke en religieuze systeem van de wereld, maar om de wil van zijn hemelse Vader te doen. Dit is een van de vele malen dat Christus Petrus moet berispen, die zowel snel is om te horen als snel om te vergeten. Maar de gebeurtenis een prachtige profetische voorspelling van de genezing van Israël dat in het Koninkrijkstijdperk komen zal.

()

Zoals hij al eerder had gedaan, was Petrus weer impulsief om te doen wat hij dacht dat op dat moment juist was. Geen twijfel voelde hij bij de aanval op de vertegenwoordiger van de hogepriester, wat hem de beste kans leek om Jezus' arrestatie te voorkomen. Aangezien hij met een zwaard heeft aangevallen, had hij waarschijnlijk de bedoeling om Malchus een dodelijke wond toe te brengen.

Maar Petrus was een visser, geen opgeleide zwaardvechter. Malchus moet op het laatste moment het zwaard hebben ontweken. In plaats van zijn keel of borst nam Peter slechts een oor mee. Opmerkenswaardig was echter dat dit het oor van de dienaar van de hogepriester was.

Spirituele hoorzitting

Het is hier belangrijk om een verbinding te leggen tussen een actie en een woord. Simon Petrus' eerste naam komt van het Hebreeuwse shamah, dat betekent "horen". De naam wordt schriftuurlijk toegepast op de gave van een geestelijk hoorvermogen, bepaald door de Heilige Geest. Zijn rol als iemand uitgekozen door Jezus, als grondlegger van de kerk, is gecentreerd op het feit dat hij geestelijke oren heeft om te horen.

In het Oude Testament verschijnt dezelfde naam "Simeon", die de tweede zoon van Jacob was, via Leah. Ze gaf hem bij zijn geboorte op basis van dat God haar gebed had gehoord:

“Lea werd weer zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Omdat de HEERE gehoord heeft dat ik minder geliefd ben, heeft Hij mij ook deze zoon gegeven. Zij gaf hem de naam Simeon.” (Genesis 29:33).

Simeon werd vernoemd naar de verhoring van de Heer. In het Nieuwe Testament beantwoordt Simon Petrus aan de betekenis van zijn naam. In Matteüs 16:15 vraagt Jezus aan Simon: "Maar wie zegt gij dat ik ben?" Natuurlijk identificeert hij Jezus dan als Messias, de zoon van God. Het 17e vers kenmerkt vervolgens Simons geestelijke hoorvermogen:

“ En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.”

Hier erkent Jezus dat Simon oren heeft om te horen over de openbaring van Christus, die uit de hemel is gekomen. Hoewel hij nog steeds veel testen voor hem heeft, maakt Jezus van deze gelegenheid gebruik om hem de achternaam van Petrus (betekenis: "rots") te geven, wat inhoudt dat hij een onwrikbare steen zou worden in de fundamentele structuur van de kerk.

“En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.” (Matteüs 16:18).

Het profetische beeld

Om het profetische beeld te voltooien, gaan wij nu weer over naar de dienaar van de hogepriester. Zijn naam - Malchus - is een taalkundige variant van het Hebreeuwse woord melech met de betekenis "koning". Tegen de tijd dat deze gebeurtenis plaatsvond, hadden de leiders van het volk Israël Jezus reeds verworpen. Het Joodse priesterschap was onder het oordeel gekomen. Zij moesten handelen volledig vanuit dit oordeel, door het verwonden van hun ware koning. Zoals Jesaja zegt in 53:5: “Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,”

Uiteindelijk zal hij het volk Israël genezen. Hij brengt de Joden een koninkrijk onder zijn leiding, in hun eigen land, en hun gehoor zal worden hersteld, zodat zij wederom een rechtvaardig priesterschap kunnen dienen. In zekere zin is de verwonding van Malchus (koning) een beeld van de verwonding van de ware koning, Jezus.

Maar meer dan dat. De verwonding van Malchus' oor is vreemd genoeg symbolisch voor het volk van Israël. Als een dienaar van de hogepriester beeldde Malchus de rol van Israëls uit. Net als hij diende Israël een corrupt priesterschap. Ze hadden geluisterd naar de verkeerde stemmen en al snel geroepen om de dood van hun Messias. Hun hoorvermogen was afgesneden.

Maar Jezus genas het oor van Malchus. Daarmee heeft hij profetisch gehandeld, zoals op een toekomstige dag hij het hoorvermogen van Israël genezen zal. Op die dag zullen ze Jezus als hun ware Hogepriester dienen.

Petrus geloofde terecht dat Jezus de Messias was en dat hij in de zeer nabije toekomst het Koninkrijk op aarde zou brengen. In het vlees handelde hij, uit eigen geloof, proberend zijn koning te beschermen, zelfs als het betekende het opgeven van zijn eigen leven. Natuurlijk had hij het mis.

Eenmaal daarvóór, kort nadat hij openbaar verkondigde dat Jezus de Messias is, had Petrus nogmaals in het vlees gehandeld. Dit incident is als volgt, zoals Matteüs vertelde: “Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te laten zien dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de kant van de oudsten en de overpriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt. En Petrus nam Hem apart en begon Hem te bestraffen; hij zei: God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren! Maar Hij keerde Zich om en zei tegen Petrus: Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen.” (Matt. 16:21-23).

Jezus berispt Petrus ernstig, beschuldigde hem zelfs van handelen in de geest van Satan, in plaats van God. Hij wist dat hij "vele dingen moest lijden" om het plan van de tijden der eeuwen af te maken.

Eeuwen voordat Mozes tot zijn volk had gesproken over de kracht van de komende Messias in het einde, die hen zou wreken voor alles wat zij door toedoen van hun vijanden te lijden hadden gekregen. In Deuteronomium 32, in het lied van Mozes, dat wordt geopend met een oproep, een opdracht: “ Hoor mij aan, hemel, dan zal ik spreken! Laat de aarde de woorden van mijn mond horen.”

De context van Mozes' profetie wordt afgesloten met het oordeel over de naties die verzameld zijn tegen Israël tijdens de verdrukking. In vers 44 concludeert hij met deze woorden: "En Mozes kwam en sprak al de woorden van dit lied ten aanhoren van het volk..."

Nogmaals, er is een duidelijk verband gemaakt tussen profetisch verstaan en het oor. Toen het oor van Malchus eenmaal was genezen en weer compleet gemaakt. We hebben nooit te horen gekregen wat er met hem gebeurde nadien.

Het is mogelijk dat hij, na het hebben ervaren van de liefdevolle aanraking van de Verlosser, ertoe overging om een Messiaanse gelovige te worden. In die toekomstige dag, wanneer Israëls hoorvermogen is genezen, is dat precies wat zij zullen krijgen.

Paulus en het evangelie

Dit thema is uitgewerkt in veel geschriften van het Nieuwe Testament, maar wordt vooral duidelijk in het leven van Paulus. Tijdens zijn eerste Romeinse gevangenschap, aan het einde van het boek Handelingen, zien we het beginsel van geestelijk hoorvermogen met absolute helderheid:

“En nadat zij voor hem een dag vastgesteld hadden, kwamen er velen naar de plaats waar hij verbleef. Hij legde het Koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij probeerde hen, van 's morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus. En sommigen lieten zich wel overtuigen door wat er gezegd werd, maar anderen geloofden niet. En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen nadat Paulus dit ene woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de profeet, tegen onze vaderen gezegd: Ga naar dit volk toe en zeg: Met het gehoor zult u horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult u zien, maar beslist niet opmerken, want het hart van dit volk is vet geworden en zij hebben met de oren slecht gehoord, en hun ogen hebben zij dichtgedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen. Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren.” (Handelingen 28:23-28).

In veel van zijn brieven vraagt Paulus aan zijn luisteraars of ze volledig hebben kunnen horen wat hij te zeggen heeft: Galaten 3:2 Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?

()

Steeds weer en opnieuw stelt Paulus deze fundamentele vraag, gebaseerd op de veronderstelling die zo stevig geformuleerd werd door Jezus, dat geloof een kwestie is van geestelijk verstaan. Misschien komt een van zijn meest herhaalde uitspraken uit de brief aan de Romeinen:

“Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.” (Romeinen 10:17).

In deze tijd, als we ons het proces en de kruisiging van Jezus herinneren, gedenken wij het verbazingwekkende feit dat zijn eigen volk niet kon verstaan wat hij te zeggen had. We moeten niet vergeten dat dit het eeuwige probleem is bij de presentatie van het evangelie.

En we moeten altijd in gedachten houden dat zelfs de kleinste details in het leven van Christus een diepe betekenis in zich houden.

Bron: Hear, O Israel | Prophecy In The News

printen??? spaar papier en inkt.