(homepagina)


Wat is de aard van de zaligheid na de kerkperiode?

26 maart 2014 | door Jack Kelley

Doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. (Matt 24:12-13)

In het debat over het tijdstip van de Opname is er één punt wat vaak over het hoofd wordt gezien. En dat is dat de bepalingen en voorwaarden voor zaligheid tijdens de grote verdrukking enorm veel verschilt van de voorwaarden tijdens de kerkperiode. En daarom kan het niet voor dezelfde groep zijn. In beide gevallen is er de zaligheid door geloof, maar dat is ook waar de gelijkenis eindigt. Het levert een heel ander argument op voor de gelovigen van de kerkperiode, die worden opgenomen voordat de grote verdrukking begint.

Hier is de basislijn betreffende de aard van de zaligheid tijdens de kerkperiode.

Efeziërs 1:13-14 zegt: “In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid.”

Let op het woord "verzegeld" in deze passage. Voordat we de kans hadden om iets te doen, goed of slecht, was ons lot al verzegeld. We zijn gered vanwege wat we geloven, niet omwille van hoe we ons gedragen.

Johannes 6:39 zegt: “En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag.”

Johannes 10:27-30 zegt: “Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan hen uit de hand van Mijn Vader rukken. Ik en de Vader zijn één.”

Romeinen 8:38-39 zegt: “Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.”

Deze passages beloven allemaal dat wij die zijn gered tijdens de kerkperiode zich nooit hoeven af te vragen over de zekerheid van onze positie met de Heer. Er zijn nog andere verzen die dit ondersteunen. Dit zijn slechts enkele van de duidelijkste.

Wat gebeurt er dan?

Volgens 2 Thes. 2:7 kan de anti-Christ zich niet als de mens der wetteloosheid of zoon des verderfs bekendmaken bij het begin van de grote verdrukking, totdat de "bedekking" weg is genomen, of letterlijk: uit het midden is weggehaald. Verschillende identiteiten zijn voorgesteld voor deze bedekking; de Romeinse staat, de Joodse staat, het beginsel van recht en bestuur, en andere die grotendeels voortvloeien uit door de mensheid erkende noodzakelijke gedragsnormen in de georganiseerde samenlevingen. Maar voor vele geleerden is het beste wat er van kan worden gemaakt voor deze mening, dat het werkelijk de Heilige Geest is die in de kerk woont, die de beteugeling van het kwaad in de wereld is.

"Neem je de deksel, dan moet je ook de pan nemen", is een populair Amerikaans gezegde. Wanneer de kerk verdwijnt, zal de weerhoudende invloed van de Heilige Geest worden verwijderd uit de wereld en de anti-Christ zal worden geopenbaard met het doen van de ergste dingen. Er is een historisch precedent in het verwijderen van de Heilige Geest voordat er een grote beslissing komt. U kunt Genesis 6:3 als interpretatie nemen om aan te tonen dat God zijn Geest die invloed had op de mannen vóór de zondvloed eveneens heeft verwijderd. Interessant is dat Hij Henoch, een boeiend type van de kerk, ook voor de zondvloed verwijderde (Genesis 5:24), maar dat is een ander verhaal.

Het punt hier is dat de belofte van een inwonende Heilige Geest, die onze eeuwige bestemming garandeert, uniek wordt gegeven aan de kerk. Geen oudtestamentische gelovigen genoten van een dergelijke relatie. Zelfs koning David, een man naar Gods hart, bad dat God de Heilige Geest niet zou wegnemen van hem na zijn zonde met Bathseba (Psalm 51:11). Oude Testament gelovigen hadden niet de belofte dat de Geest van God in hen zou worden verzegeld als een garantie van hun bestemming. Noch vind ik een enkel vers dat een dergelijke belofte geeft aan gelovigen in de verdrukking. Het lijkt erop dat eeuwige zekerheid begint en eindigt met de kerk.

Nadat we zijn opgenomen, hebben we niet langer de Heilige Geest in ons nodig om te worden verzegeld, aangezien de gebeurtenis die zijn aanwezigheid gegarandeerd heeft al zal hebben plaatsgevonden. Dus tijdens de 70e week van Daniel is de Heilige Geest weer vrijgegeven van de kerk, waarmee een bediening op aarde zal worden hervat die soortgelijk is als bij de mens in de tijd van het Oude Testament. Nogmaals zal hij op mensen komen, en naast hen, maar zal niet worden verzegeld binnenin hen.

Waar heb je dat vandaan?

Zaligheid voor de gelovigen in de verdrukking wordt uitgelegd in verzen als deze.

“Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen. En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen.” (Openb. 14:12-13).

Deze verzen vertellen ons dat de gelovigen in de Grote Verdrukking verantwoordelijk zullen zijn voor zowel het zich aan de geboden houden als het trouw zijn tijdens de ontberingen en vervolgingen waarmee zij zullen worden geconfronteerd, en voor het weigeren van het Merkteken van het beest. Van hen zal ook worden verwacht hun leven te geven, indien nodig in plaats van het aannemen van het merk. Zij zullen gewaarschuwd zijn dat iedereen die het merkteken aanneemt verloren zal zijn voor eeuwig (Openbaring 14:9-11). Er is geen enkele indicatie in deze verzen dat na de gelovigen van de gemeente ze opnieuw hiertegen zullen worden beschermd; er is slechts een belofte van zegen voor de martelaren.

Dan is er dit nog.

Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakzaam is en op zijn kleren acht geeft, zodat hij niet naakt zal rondlopen en men zijn schaamte niet zal zien (Openbaring 16:15).

Als u bekend bent met de symbolische verwijzing van kleding, weet u wat dit vers betekent. Als dat niet het geval is, laten we dan eens kijken. Jesaja 61:10 zegt: “Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil, de mantel van gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan, zoals een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk hoofdsieraad, en een bruid zich tooit met haar sieraden.”

Net als kleding een fysieke bekleding biedt, biedt de gerechtigheid een geestelijke bedekking. God heeft ons gekleed in gewaden van zaligheid en een mantel van gerechtigheid.

Nu kijken we naar Zacharia 3:3-4. In Zacharia's visioen, waarin Joshua, de Hogepriester, staat voor de Engel van de Heer, uiteraard Jezus. Nu was Joshua gekleed in vuile kleren, terwijl hij voor de Heer stond. De engel zei tegen degenen die voor hem stonden: “Trek hem de vuile kleren uit!”

Toen zei hij tegen Joshua: “Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en zal u feestkleren aantrekken.”

Zijn vuile kleren verwijderen symboliseerde hoe zijn zonde werden weg genomen. Feestkleding heeft hem rechtvaardig gemaakt.

Openb. 19:8 vertelt ons dat de bruid kledingstukken draagt van blinkend fijn linnen, helder en schoon om te dragen, en dat fijne linnen staat voor haar gerechtigheid. Maar nogmaals, de kleding is niet van haarzelf. Het werd aan haar gegeven.

Dit symbolische gebruik van kleding is de hele kwestie in de gelijkenis van het bruiloftsmaal (Mat 22:1-14). De Koning (God) bereid een bruiloft (de Koninkrijkstijdsperiode) voor zijn zoon (Jezus) en zond zijn dienaren uit (profeten) om de uitgenodigde gasten (Israël) daarvan te verwittigen, en dat alles klaar stond. Na het eerste negeren van de uitnodiging, wachtten zij ten slotte de dienaren op die Hij gezonden had en hen doodden.

Woedend heeft de koning zijn legers gezonden en verbrandde hun stad (Jeruzalem). Vervolgens zond hij zijn dienaren om iedereen die ze konden vinden uit te nodigen voor het bruiloftsmaal. De dienaren verzamelden iedereen die ze konden vinden (heidenen) en het bruiloftsmaal begon. Toen zag de koning iemand die niet gekleed was in de feestkleren. De man die geen excuus had voor zijn ongepaste kleding, werd eruit uitgegooid in de duisternis.

In de context van de gelijkenis vertegenwoordigen de bruiloftskleren de gerechtigheid waarmee God ons bekleedt, wanneer wij zijn uitnodiging in zijn Koninkrijk accepteren (Romeinen 3:21-24, 2 Kor. 5:21). De gast die probeert om zijn eigen kleren te dragen (zijn eigen gerechtigheid) werd onwaardig bevonden voor toelating en uitgesloten.

Wat is de betekenis hiervan?

Uit dit alles kunnen wij veilig veronderstellen dat de Heer niet spreekt van letterlijke kleding in Openbaring 16:15, maar van geestelijke bekleding die de zaligheid en gerechtigheid vertegenwoordigen. In plaats van het garanderen van een zaligheid voor gelovigen in de Verdrukking wordt er uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid voor hun zekerheid, zoals een herder dat doet voor zijn schapen, en hen waarschuwt om wakker en alert te blijven opdat zij niet naakt zijn wanneer Hij komt. Het is een waarschuwing dat het behoud van hun zaligheid de eigen verantwoordelijkheid is en als ze niet voorzichtig zijn ze die mis kunnen lopen. Deze waarschuwing wordt gegeven op de drempel van de 'schaaloordelen', de laatste en meest verwoestende cyclus van Gods toorn.

We krijgen hierover nog een andere aanwijzing in het geciteerde vers aan het begin van dit artikel. “Doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.” (Matt 24:12-13). Zoals hij vermeldde dat de tekenen aangeven dat het einde van het tijdperk was gekomen, zinspeelde de Heer op het feit dat de gelovigen in de Verdrukking moeten volharden tot aan het einde om zich te verzekeren van hun zaligheid.

De duidelijkste aanwijzing van de positie van de gelovige in de verdrukking wordt gevonden in de gelijkenis van de 10 maagden (Matt. 25-13). De timing van deze gelijkenis wordt geïdentificeerd als net na de tweede komst. (Tijdreferenties uit Matt. 24:29, 30, 36 maken dit duidelijk.) De 10 maagden staan allemaal te wachten op de bruidegom (Jezus) om terug te keren. Alle 10 hebben zowel de lampen als de olie in orde aan het begin. Wanneer olie symbolisch is gebruikt, verwijst het altijd naar de Heilige Geest. De vijf waarbij de olie opraakte, symboliseren de gelovigen in de Verdrukking die hun geloof verlaten door niet geestelijk wakker en alert te blijven. Aan het einde worden ze wakker, en ontdekken hun risico en haasten zich in de poging om hun geloof te vernieuwen. Terwijl zij daaraan werken en willen terugkeren naar een goede relatie met Jezus, keert Hij terug en de deur naar de zaligheid is gesloten voor hen. Voor altijd.

Hoeveel bruiden zijn er?

Sommigen proberen dit te maken tot een gelijkenis over de kerk, altijd gesymboliseerd als een bruid. Er is een verbinding tussen Maagd en Bruid en vanwege het feit dat in die dagen bruiden bijna altijd maagden waren. Maar het Griekse woord betekent gewoon "iemand die nooit geslachtsgemeenschap heeft gehad." En wanneer het gebruikt wordt in verband met de kerk, is het woord altijd enkelvoud, zoals in 2 Kor. 11:2: “Want ik beijver mij voor u met een ijver van God. Ik heb u immers ten huwelijk gegeven aan één Man om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen.”

Door de gelijkenis heen wordt geen bruid genoemd, en zeker zou ze niet kunnen worden uitgesloten door haar echtgenoot van de bruiloftsmaaltijd, een maaltijd die volgt op de huwelijksceremonie.

Dus de timing, de grammatica en de context getuigen alle tegen deze gelijkenis om die interpreteren als een waarschuwing aan de kerk. De 10 maagden vertegenwoordigen overlevenden in de verdrukking die proberen toegang te krijgen bij de ingang van de Messiaanse Koninkrijk, of Millennium. Sommigen hebben hun geloof gehandhaafd en werden verwelkomd. Anderen hadden dat niet en de toegang werd geweigerd.

De gelijkenis eindigt met de waarschuwing: "Daarom wees waakzaam, want u weet niet de dag of het uur" (Matt 25:13). Deze waarschuwing is drie keer gegeven in de tijdsspanne van 23 verzen, allemaal handelend over de tijd van zijn komst. Gelovigen in de Verdrukking moeten te allen tijde alert blijven en hun positie zorgvuldig bewaken. Het zal een enorm beroep doen op het geloof dat nodig is om zichzelf door deze tijd heen te brengen; en iedere gelovige is verantwoordelijk voor het sterk houden van zijn of haar eigen geloof.

Sommigen proberen te zeggen dat de Heer waarschuwde dat de dag en het uur onbekend is, en dat Hij het over de opname moet hebben. Immers, zouden anders de mensen niet kunnen rekenen om de 1260 dagen vanaf de gruwel van verwoesting te tellen tot de tweede komst? Het blijkt dat het niet zo eenvoudig is. De grote verdrukking zullen de laatste 1260 dagen zijn, dat is waar, en onmiddellijk daarna zal de zon verduisteren, en de maan haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen (Matt. 24:29). Dit is het signaal dat de grote verdrukking is beëindigd.

Vervolgens zal het teken van de Mensenzoon verschijnen aan de hemel. Het Griekse woord voor teken betekent dat een symbool of teken zal verschijnen als een waarschuwing om de mensen te attenderen op de komende gebeurtenis. Ergens nadat het teken verschijnt, zullen de mensen Hem zien komen op de wolken.

Er is dus een opeenvolging van gebeurtenissen die zullen plaatsvinden, de een na de ander. Maar we weten niet de duur ervan. Stel je de spanning voor die op aarde zal zijn, wetende dat het einde is gekomen, maar niet precies te weten wanneer de Heer eigenlijk zal terugkeren. Door de tekenen weten ze dat hij zal komen, maar ze weten niet de dag of uur.

Persoonlijk denk ik dat de 10 maagden de mensen op aarde vertegenwoordigen die wakker zullen worden wanneer ze het teken zien, en weten dat de bruidegom komt. Dat is wanneer sommigen van hen zullen beseffen dat hun geloof weg is en verwoed beginnen te proberen om zich voor te bereiden. Maar helaas, Hij komt voordat ze klaar zijn en het zal te laat zijn.

Wat is het punt?

Het lijkt me duidelijk, dat zaligheid in de periode na de kerk een veel kwalijker situatie is dan we nu genieten, verstoken van enige garanties en het vereiste van een grote persoonlijke verantwoordelijkheid bij het zien van de verwoestende oordelen en meedogenloze vervolging. Hoewel er bewijs in overvloed is van Gods bestaan in de oordelen die regelmatig de aarde op zijn grondvesten laten schudden, is het behouden van iemands geloof gedurende deze tijd is geen geringe taak. Dit besef voegt grote betekenis toe aan Gods belofte aan de gelovigen in deze kerkperiode. "Gezegend zijn zij die niet gezien hebben en toch hebben geloofd (Joh. 20:29)."

De tijd is kort. Als u de definitieve overgave van uw wil aan de Zijne hebt uitgesteld, dan doet u het beter nu. Geloof me, u wilt niet het alternatief riskeren.

Editor: In de overigens goede argumentatie vind ik de aanhaling van de gelijkenis over de 10 maagden wat onzeker. Het is ook duidelijk voor mij dat dit inderdaad niet de kerk is, maar anderen betreft. De bruid wacht op de Bruidegom in haar eigen huis. Maar het lijkt me niet dat in die 7 jaar van vervolging men gaat slapen als elke dag een dag van overleven is en er bijna geen heilige over zal blijven, zoals gezegd in Openb. 13:7 "dat ze overwonnen worden". Vandaar die grote schare uit de verdrukking. Het is een harde tijd van kiezen voor het Beest of voor Jezus, er is geen keuze van lauw zijn. Maar juist daarom een alternatief wat je niet mee wilt maken.

Bron: The Nature Of Post-Church Salvation - Gracethrufaith

printen??? spaar papier en inkt.