(homepagina)

De grote afval: Staat het te gebeuren?

Door Gary Stearman - 31 oktober 2013

Als we kijken naar de meedogenloze neerwaartse spiraal van de mondiale samenleving, herinneren wij eraan dat de bijbelse profetie stelt dat de laatste dagen zouden worden gekenmerkt door een ineenstorting van geloof, moraal en ethiek. De vraag die we onszelf nu stellen is eenvoudig: Zijn we al over het 'point of no return' gegaan, of zal er een geestelijke opwekking komen?

Niemand kan echt antwoord geven op deze vraag. Gods plannen zijn de Zijne. Maar onze duidelijke waarneming in het licht van de bijbelse profetie is, dat we de laatste dagen zijn ingetreden. Israël is terug in het Heilig Land, en verwikkeld in een internationaal conflict dat precies de overeenkomsten vertoont met de schriftuurlijke profetieën. Overal zijn donkere occulte en demonische plannenmakers die groeien in belangrijkheid. Kwade genetische experimenten zijn nu een realiteit. De moraal wordt overweldigd door schaamteloze gedrag. Veel christelijke schrijvers hebben deze ontwikkelingen jaren terug al belicht.

Maar voor christenen is er een profetie die bovenaan de lijst staat. Die vertelt ons dat vóór de Verdrukking zoiets als "een afval" moet komen. In het licht van vele andere profetische ontwikkelingen lijkt deze gebeurtenis bezig te gebeuren op dit moment. Maar we moeten ons afvragen: Is dit echt waar, en hoe kunnen we weten wanneer het haar voltooiing heeft bereikt. Met andere woorden, hoeveel erger moeten de dingen worden, voordat Paulus' profetie is vervuld?

Als we de betekenis van de bovenstaande term onderzoeken, is het eerste wat we opmerken dat het een hedendaagse spirituele ineenstorting lijkt te beschrijven. Een paar maanden na het versturen van zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen, stuurde Paulus een tweede. Dat was een update en verduidelijking van de eerste brief, die zorgvuldig de doctrine behandelde met betrekking tot de opname van de gemeente. Vervolgens behandelde hij een specifiek misverstand dat werd veroorzaakt door de misleidende valse leraren in die interim-periode.

Bepaalde "leraren" waren de congregaties binnengekomen en begonnen te wijzen op de aanhoudende Romeinse vervolging van Joden en christenen, in combinatie met een zich ontwikkelende revolutionaire onderstroom, die profetisch opmerkelijk was. Zij leerden dat de Dag des Heren reeds gekomen was. Ze hadden de gelovigen er blijkbaar van overtuigd dat de Verdrukking in die tijd reeds was begonnen, en dat ze er op dat moment doorheen gingen.

Paulus weerlegde dit onjuiste idee krachtig door zijn oorspronkelijke verklaring te versterken dat de opname zou komen vóór de Dag van de Heer. Wij geloven dat deze 'Dag' zal beginnen met zeven gruwelijke catastrofale jaren.

Net als Paulus en zijn eerste volgelingen leven ook wij in een steeds tumultueuzer wordende wereld. De voortdurende stortvloed van nieuwe en dramatische antichristelijke ontwikkelingen is een dagelijkse realiteit. De staat Israël heeft de weg geëffend voor een opeenvolging van profetische vervullingen. Bijbelgetrouwe christenen in onze eeuw hebben hierop scherp geanticipeerd. Al decennia lang zijn we in de Schriften op zoek geweest met de overtuiging dat de Heer daaruit woorden van vertrouwen, troost en hoop zal spreken in een wereld die uit de hand loopt.

Maar als een herhaling van de manier waarop het gebeurde in de dagen van Paulus, is er ook nu een toenemende onderstroom van negatief onderwijs, waarbij sommige Bijbeluitleggers suggereren dat de Dag van de Heer zal komen, terwijl christenen nog op de aarde zijn. In feite presenteren velen van hen deze interpretatie als een "bewijs" van dit feit. Met andere woorden, hetzelfde probleem van de interpretatie waarmee de vroegere christenen werden geplaagd is vandaag de dag nog springlevend.

Degenen onder ons die geloven in een opname vóór de verdrukking, leven nu ook in een verwachting dat elk moment onze "gezegende hoop", al tijdens onze levens zal worden gerealiseerd. Wij spreken natuurlijk over de belofte van onze Heer om persoonlijk te komen en ons te begeleiden naar huis, zoals we de opname en de opstanding ervaren. De timing van deze gebeurtenis zal een totale verrassing zijn! Dit is de leer van de opname, met grote helderheid door de apostel Paulus geleerd. Hij geloofde het en leerde de kerken van zijn eigen tijd te leven in het licht van deze gezegende verwachting: verwacht de komst van de Heer... waarvan zij allen geloofden dat die op elk moment kon komen:

“Wanneer het signaal gegeven wordt, en de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, 17 en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet. Dan zullen we altijd bij hem zijn. ” (1 Thessalonicenzen 4:16,17).

Dit werd gevolgd door Paulus' ondubbelzinnige verklaring dat christenen Gods komende oordeel over de planeet aarde niet zullen ervaren: “ Want Gods bedoeling met ons is niet dat wij veroordeeld worden, maar dat wij gered worden door onze Heer Jezus Christus.”(1 Thessalonicenzen 5:9.).

“Een grote afval”

Verbazingwekkend is dat deze en andere beloften die geschreven werden in eerste Thessalonicenzenbrief, niet genoeg waren voor de gelovigen in Thessalonica. Sommigen van hen waren er nog steeds van overtuigd dat de toorn van God al was begonnen.

In het verloop van het schrijven van zijn tweede brief met verduidelijkingen, gaf Paulus hen (en ons) een opmerkelijke aanwijzing over de volgorde van de gebeurtenissen die zou komen vóór de Verdrukking. Zijn openingszin is absoluut duidelijk:

“ Broeders en zusters, over de komst van onze Heer Jezus Christus en het tijdstip waarop we met hem worden verenigd, zeggen we u: verlies niet meteen uw verstand en raak niet in paniek wanneer een profetie, een uitspraak of een brief die door ons zou zijn geschreven, het voorstelt alsof de dag van de Heer op het punt staat aan te breken. Laat u door niemand misleiden, op geen enkele manier. De dag van de Heer breekt niet aan voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd en de wetteloze mens verschenen is, hij die verloren zal gaan” (2 Thess. 2:1-3).

De voorwaarden van Paulus' verduidelijking zijn glashelder. Hier erkent hij dat sommige van zijn tijdgenoten geloofden dat de 'Dag van de Heer' (hier genoemd "de dag van Christus") al was gekomen. Vanwege de valse profetie, de foute prediking of vervalste brieven, waren ze ervan overtuigd dat Gods toorn over de wereld was gekomen.

Op het moment dat deze brief werd geschreven (in de eerste eeuw, rond 51 na Christus), naderde het bewind van de Romeinse keizer Claudius zijn einde, en dit werd het gekenmerkt door losbandigheid, politiek bedrog en tenslotte met de moord die Nero aan de macht bracht. Claudius had de Joden vervolgd, die zich eerder veilig hadden gevoeld in het keizerrijk. Zowel Joden als christenen waren geschokt en aangeslagen door de verhoogde losbandigheid in de keizerlijke samenleving.

Bovendien had Claudius Herodes Agrippa II benoemd als koning van Chalcis. Deze duistere koning was getrouwd met zijn eigen zuster, Bernice. Het vreemde echtpaar werd het voorwerp van roddel door heel het rijk. Tot overmaat van ramp beheerste Agrippa de politici en de financiers van de tempel in Jeruzalem. En de tempelpriesters waren reeds lang bedorven door hun onheilige politieke alliantie met zowel het Romeinse als het Herodiaanse bestuur. Jeruzalem zelf was in volslagen corruptie afgedaald.

Kijkend naar deze en de andere gebeurtenissen, hoe gemakkelijk moet het zijn geweest om te concluderen dat de veelgeroemde stabiliteit van de Romeinse overheid snel aan het verdwijnen was. Het werd vervangen door gewetenloze gekken, die de algemene opvatting creëerden dat gevaar in elke hoek loerde. (Nero zou binnenkort aan de macht komen). Het Joodse priesterschap was onherstelbaar beschadigd, wat erop wijst dat Gods oordeel aanstaande zou zijn.

En toch, terwijl deze omwenteling plaatsvindt, gaat Paulus de vroege kerk verzekeren dat de gebeurtenis die hij “de afval” noemde, nog moest gaan gebeuren. Deze term is een vertaling van het Griekse 'apostasia', algemeen beschouwd als afval van het geloof.

We weten met historische zekerheid dat deze mysterieuze “afval” niet is gebeurd in de eerste eeuw. Deze periode markeerde het begin en de opbouw van de kerk, niet haar ondergang.

En zelfs tijdens het hele bewind van Nero, Vespasianus, Titus en Domition, (AD 54-96) met hun beruchte en dodelijke vervolgingen van de vroege kerk, heeft deze kritische “afval” niet plaats gevonden.

In plaats daarvan volgde er een voortdurende verschuiving van de macht, weg van de Joodse controle in het Heilige Land. Tot slot, in 135 AD bereikt keizer Hadrianus de totale nederlaag van het Joods verzet. Hij heeft Jeruzalem omgedoopt tot "Aelia Capitolina". Israël noemde hij: “Syrisch Palestina”. De diaspora was begonnen.

Tijdens al deze gebeurtenissen heeft de “afval” niet plaatsgevonden. Hoe weten we dit? Omdat Paulus schreef dat als het ging gebeuren, er een keten van gebeurtenissen zou zijn. Ten eerste, de “mens der wetteloosheid” zou onthuld worden door zijn handeling zich te zetten in het Heilige der Heiligen van de Joodse Tempel en dan te beweren een God te zijn:

“Hij zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om in Gods tempel plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf.” (2 Thess 2:4.).

Het lijkt bijna overbodig om erop te wijzen dat geen van deze dingen al is gebeurd. De “mens der zonde” heeft zich nog niet gepresenteerd als God, of zelfs “een god”. Hij heeft zichzelf niet op de troon gezet in de tempel van God. Noch heeft hij dit gedaan in de eerste eeuw, voordat de tempel werd verwoest in 70 na Christus. In het jaar 135 plaatste Hadrianus een heidens standbeeld van Jupiter in de tempel... in een herbouwde versie van het Heilige der Heiligen. Ook plaatste hij een standbeeld van zichzelf op een paard dat stond voor deze obscene afgod. Maar na een korte tijd verkruimelde het in de geschiedenis. Historisch gezien staat dit nog het dichtst bij als we een voorbeeld kunnen vinden van Paulus' profetie. Vanaf die tijd tot de onze heeft geen mens ooit zelf getroond in de tempel, om van zichzelf te verkondigen dat hij God is.

En zo is de situatie het hele Kerk-tijdperk gebleven.

Een test

Zoals Paulus zorgvuldig heeft geschreven in de tweede Thessalonicenzenbrief, gaf hij de gelovigen daar (en de gelovigen van onze tijd) een test-scenario mee. Het bestaat uit een specifieke set van instructies om te bepalen of de Dag van de Heer al gekomen is. Gezien deze informatie zou geen gelovige ooit meer in staat moeten zijn om te leren dat de Verdrukking reeds was begonnen.

Aan de andere kant zal een niet-gelovige in de periode na de opname daarmee in staat zijn om de brief van Paulus gebruiken als een bevestiging dat de Dag van de Heer in feite is begonnen. Het zal een kwestie van observeren zijn van het voorspelde scenario en het een beetje logisch toe te passen.

Het zal allemaal beginnen, zei hij, met een mysterieuze “afval.” Onmiddellijke komt dan een vraag op: is de term “afval” van toepassing op de samenleving als geheel of gewoon alleen de kerk?

Het antwoord op deze vraag lijkt eenvoudig genoeg. Mensen buiten de kerk - de niet-geredden - zijn al in een gevallen staat. Technisch gezien vertegenwoordigen zij momenteel de afvalligheid in hun overtuigingen. Hun enige echte morele en ethische terughoudendheid komt van de geringe invloed die zij ontvangen uit de oude culturele tradities van de joods-christelijke leer.

Samenlevingen van de westerse wereld staan nog steeds sterk onder invloed van een lange tijd van christelijk ethos. Het is zonder twijfel maar flauwtjes, maar nog steeds waarneembaar. De gelovige kerk heeft nog steeds een zekere kracht in de samenleving.

 

Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij. Openb. 3:20

Het vertrek

Hoe dan ook, uit de profetie van de zeven kerken in Openbaring is bekend dat het gemeente-tijdperk wordt afgesloten met ongeloof... met toenemende afvalligheid. De eerste van deze kerken - Efeze - is de kerk die gekenmerkt wordt door apostolische ijver, als het Evangelie naar een ongelovige wereld wordt gebracht in de eerste eeuw na Christus.

De laatste gemeente - Laodicea - is weggedwaald van het geloof, en loopt het gevaar te worden verworpen:

“Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping: Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal ik u uitspuwen. U zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt.” (Openb. 3:14-17).

Hier zien we de kerk van de laatste dagen, die gekomen is in onze tijd, en op haar eigen rijkdom steunt in plaats op de kracht van de Heilige Geest. Technisch gezien heeft ze zich geïsoleerd van het centrale uitgangspunt, en de reden voor het bestaan van de kerk: redding en het evangelie.

Zoals getoond door een van de rijkste beeldspraken van de Bijbel, is Laodicea in gevaar om te worden uitgespuugd uit de mond van de Heer! Dit betekent hetzelfde als uit Zijn lichaam te worden uitgewezen... het lichaam van Christus. Met andere woorden, deze kerk bestaat uit ongeredde mensen, die zich voordoen als vrome gelovigen. Ze hebben rijkdom, sociale macht, mooie gebouwen en een netwerk van zakelijke contacten. Maar ze hebben niet de Heilige Geest.

Dit idee wordt versterkt door de slotwoorden van de Heer naar deze kerk. Hij nodigt hen uit om te komen en gemeenschap met Hem hebben. In de taal van de kerk, zou dit de communie zijn, het Heilig Avondmaal. Zijn uitnodiging aan hen is om met Hem te gaan, met andere woorden, om zich te bekeren en gered worden:

Openbaring 3:20 “Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij.”.

De deur gaat open

Onmiddellijk na de uitnodiging van de Heer komen we bij Openbaring, hoofdstuk vier, waar we de beeldspraak zien van een deur die wordt geopend in de hemel, en de apostel Johannes door een hemelse stem wordt uitgenodigd om op te stijgen naar de hemel, waar hij zijn verbazingwekkende apocalyptische Openbaring krijgt. Veel uitleggers hebben opgemerkt dat deze scène een perfecte weergave is van de opname.

Met andere woorden, we hebben een bevestiging van Paulus' eigen beschrijving van de gebeurtenissen die de opname van de gemeente zal omringen. Het “wegvallen”, wat Paulus beschrijft als de afbakening en het teken voor het begin van de Dag van de Heer, is herkenbaar als die tijd komt en de meerderheid van de belijdende kerk afzakt tot afval.

Men kan zeggen dat dit meerdere keren gebeurde sinds de donkere Middeleeuwen. Maar het zal daadwerkelijk waar worden op het moment dat volgt op het vertrek van het lichaam van Christus - de ware Kerk - van planeet aarde. Een groot deel van de georganiseerde kerk zal na deze gebeurtenis hier achterblijven, maar één ding zal radicaal veranderen. Het zal een afvallige kerk zijn, die de maatschappelijke en bestuurlijke veranderingen verwelkomt die wij beschouwen als gruwelijk. Maar vooral zullen zij blij zijn met de Antichrist als de redder van de wereld:

“Dan weet u ook wat hem nog tegenhoudt en dat hij pas zal verschijnen op de voor hem vastgestelde tijd. Hoewel in het verborgene de wetteloosheid nu al werkzaam is, moet eerst degene die hem tegenhoudt verdwijnen” (2 Thess. 2:6-8).

De Heilige Geest, welke Paulus identificeert als de remmende kracht in het tegenhouden van de “verborgenheid der ongerechtigheid”, zal de gelovige kerk begeleiden naar de hemelen:

Zoals Christus' lichaam van gelovigen wordt ingehaald, en de terughoudendheid van de Heilige Geest niet langer een factor is, zal dan Paulus' “afval” werkelijkheid zijn geworden. Dan, en alleen dan, kan de “mens der zonde” worden geopenbaard.

De vele oudtestamentische profetieën over de Dag van de Heer zullen de aarde beïnvloeden, zoals een reeks dominostenen zich voortbeweegt in een ongekende reeks catastrofes, die radicaal het leven op de planeet aarde zullen veranderen.

De “afval” is nog niet gekomen. Maar we lijken te zijn aangekomen op een omslagpunt, wanneer de ongelovigen in de kerk de gelovigen overtreffen. Geen mens kan nauwkeurig hun aantal weten. Maar God weet het.

Bron: The Falling Away: Has It Happened? | Prophecy In The News

printen??? spaar papier en inkt.