2 november 2013 | door Jack Kelley
“Toen Hij op de Olijfberg zat, gingen de discipelen naar Hem toe, toen zij alleen waren, en zeiden: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?” (Matt. 24:3)
Een van de fouten die christenen maken als ze in de Bijbel lezen, wordt veroorzaakt door onze neiging om naar alles te kijken met een "door de Kerk gekleurde bril" op. Daarmee bedoel ik dat we lezen alsof het allemaal rechtstreeks van toepassing is op ons, zonder rekening te houden met de context of historische achtergrond. Ik weet dat Paulus zei dat alles wat in het verleden is geschreven, ook ter lering voor ons is geschreven (Romeinen 15:4), maar dat betekent niet dat het allemaal is geschreven voor ons of óver ons. Het betekent dat we moeten leren van de ervaringen van hen die ons voorgingen. Een goed voorbeeld van dit soort van fouten kan worden gevonden in onze interpretatie van de Eindtijdrede (Matt. 24-25). Ik zal je laten zien wat ik bedoel.
“Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.” (Matth. 24:1-2)
Deze twee verzen zetten de toon voor de hele discussie, maar in onze haast om naar de kern van het verhaal te gaan worden ze vaak genegeerd. Van Markus' verhaal weten we, dat nadat Jezus dit zei, vier van de discipelen bij Hem kwamen om opheldering. Dat waren Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas (Markus 13:3), en zij hebben Hem drie vragen gesteld: Wanneer zal dit gebeuren? (Wanneer zullen deze gebouwen worden afgebroken?) Wat zal het teken van uw komst zijn? Wat zal het teken van het einde van dit tijdperk zijn?
Dus laten we daar eens naar kijken, stuk voor stuk, om meer van de achtergrond mee te krijgen: wáárom worden deze vragen gevraagd? We zullen zien dat de eerste twee vrij eenvoudig zijn, maar voor de derde is het een andere zaak.
Het uitzicht op Jeruzalem bij zonsondergang vanaf de Olijfberg is adembenemend, zelfs vandaag nog. In de tijd van de Heer was dat nog meer het geval, omdat de tempel daar nog steeds stond. Voor hen was dat het mooiste gebouw dat denkbaar is. Er is een gezegde op basis van de Talmoed, dat luid: "Wie niet de tempel uit de tijd van Herodes heeft gezien, heeft nog nooit een prachtig gebouw gezien." De bouw duurde 46 jaar en was nog niet klaar. Bij zonsondergang neemt zijn witte kalkstenen buitenkant een heldere gouden tint aan, alsof het was gemaakt van zuiver goud.
Als Jezus Zijn Palmzondag-profetie van Lukas 19:41-44 herhaalt, zei hij dat de tempel en de omliggende gebouwen zo volledig verwoest zullen worden dat er geen steen op de andere zou blijven staan. Lukas' versie van de Eindtijdrede is te vinden in Lukas 21. Hij is de enige die een gedetailleerd antwoord op hun eerste vraag heeft opgenomen: "Wanneer zal dit gebeuren?" Lukas 21:12-24: een beschrijving van de Romeinse verovering van 68-70, dat was het antwoord van de Heer.
Uiteraard bedoelden ze Zijn 2e komst; en Hij gaf hen feitelijk twee duidelijke tekenen. Na de beschrijving van een aantal dingen die geen specifieke tekenen zouden zijn, maar alleen “barensweeën”, gaf Hij hen het eerste teken in Matt. 24:15. Dat is de gruwel der verwoesting die op de heilige plaats staat, en dat zal het begin van de Grote Verdrukking markeren (Matt. 24:21). Het tweede onmiskenbare teken van Zijn komst wordt beschreven als het teken van de Zoon des Mensen. Dat zal het einde van de Grote Verdrukking aanduiden (Matt. 24:29-30). Daarna zal de Heer terugkeren op de wolken met grote macht en heerlijkheid.
Deze vraag is complexer dan ze ooit gedacht hadden toen ze het vroegen, ook al is het antwoord eenvoudig. Uiteindelijk zal het teken van het einde van het tijdperk de wederkomst van de Heer zijn, om Koning over de hele aarde te worden (Zacharia 14:9). Daarna begint het tijdperk van het Koninkrijk.
Dit is de vraag waar zoveel gelovigen het teken niet goed zien. Vanwege die genoemde "Kerk-gekleurde bril". Maar als je het perspectief van de discipelen begrijpt, zul je zien dat het voor hen niet mogelijk was om te denken aan een tijdperk van een Kerk toen zij de uitdrukking "einde der tijden" gebruikten, zoals zoveel christenen wel veronderstellen. Hier is het waarom.
Meer dan 500 jaar eerder had de engel Gabriël aan Daniël verteld hoe en wanneer het einde van het tijdperk zou komen (Daniël 9:24-27). Hij zei dat vanaf het moment dat ze toestemming kregen om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen na de Babylonische ballingschap, 70 periodes van elk 7 jaar zouden zijn (deze 7-jarige periodes worden vaak "weken" genoemd, omdat het Hebreeuwse woord dat Gabriel gebruikte "een week van jaren" betekent). Dit geeft ons een totaal van 490 jaar (70 weken).
Toen de discipelen hun vragen aan Jezus stelden, waren 483 van die jaren (69 weken) voorbij gegaan en er waren slechts 7 jaar (1 week) over. Je kunt je hun verbazing voorstellen toen hij hen vertelde dat het zo dichtbij gekomen was, en dat, net nu het einde in zicht was, de tempel en de omliggende gebouwen allemaal vernietigd zouden worden. Hoe kan dit? De tempel was essentieel voor hun eredienst. Hij was gedurende 46 jaar in aanbouw geweest, en zoals ik hierboven al zei, hij was nog niet eens klaar. Hoe kon hij dan zo volledig worden afgebroken en daarna weer herbouwd in slechts 7 jaar?
Het was deze verbazing die leidde tot hun vragen. Ze wist niets over een Kerkbedeling, die een pauze van 2000 jaar zou veroorzaken in Daniëls 70 weken profetie. Zelfs vandaag de dag begrijpen de meesten van ons niet dat het Kerktijdperk niet het einde betekende van de tijd van de wet. Het is slechts een korte onderbreking van zeven jaar tot aan haar geplande voltooiing. Hoe hadden ze het ook kunnen begrijpen? (Het feit dat het tijdperk van de wet niet is geëindigd, verklaart ook waarom er binnenkort een tempel zal worden opgericht in Israël. Dat zal nodig zijn om de laatste 7 jaar te voltooien.)
40 dagen na de opstanding, zelfs na het ontvangen van de Heilige Geest (Johannes 20:22), dachten de discipelen nog steeds dat het einde van het tijdperk dichtbij was. Toen Jezus hen naar de Olijfberg leidde, waar hij spoedig zou opstijgen naar de Vader, vroegen ze Hem weer: “ Heer, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen. En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft” (Hand. 1:6-7).
Jakobus onthulde het antwoord aan de apostelen voor het eerst 20 jaar na het kruis.
“En heel de menigte zweeg, en zij hoorden Barnabas en Paulus vertellen wat voor grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. En toen zij zwegen, antwoordde Jakobus: Mannenbroeders, luister naar mij. Simeon heeft verteld hoe God voorheen naar de heidenen omgezien heeft om voor Zijn Naam uit hen een volk aan te nemen. En hiermee stemmen de woorden van de profeten overeen, zoals geschreven staat:
Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten, opdat de mensen die overgebleven zijn de Heere zouden zoeken, en alle heidenen over wie Mijn Naam uitgeroepen is, spreekt de Heere Die dit alles doet” (Handelingen 15:12-17).
In feite vertelde Jakobus hen dat Israel opzij werd gezet, terwijl de Heer een volk uit de heidenen nam voor Zichzelf. Hij verwees daarmee naar de Kerk. Nadat Hij ons had genomen (letterlijk: ons heeft weg gedragen), zou Hij zijn aandacht nogmaals richten op Israël. Als de Heer hen deze dingen had geleerd, had Jakobus het hen niet hoeven uit te leggen. Het was niet iets wat ze wel gehoord hadden en vergeten waren. Het was zo dat de Heer het hen nooit had verteld.
Er is een erg eenvoudige reden waarom de Heer nooit de Kerkperiode tot in detail heeft verklaard. Dat is omdat Hij was gekomen om het Koninkrijk aan te bieden aan Israël. Het thema van Zijn bediening naar Israël was: “Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” (Matt. 4:17). En toen Hij de oorspronkelijke 12 leerlingen op hun eerste zendingsreis zond, vertelde Hij hen: “U zult u niet op weg begeven naar de heidenen, en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” (Matt. 10:5-7). En dan is er nog het vreemde voorval waar Jezus zelfs weigerde de Kananese vrouw te helpen, die Hem smeekte om haar dochter te genezen. Toen de discipelen Hem aanspoorden om op haar te reageren, antwoordde hij: “Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.” (Matt. 15:24).
Toen de Schriftgeleerden Hem vroegen om een definitief teken dat Hij hun Messias was, gaf Hij hun het teken van Jona, waarvan hij wist dat het voor hen niet duidelijk zou zijn tot na de opstanding (Matt. 12:38-40).
Mijn punt is, dat hij niet goed door kon gaan met het beschrijven van welk een geweldige zegen eraan kwam voor Joden en heidenen die deel van de Kerk zouden worden, wanneer Hij reeds Israël het Koninkrijk had aangeboden. Een paar dagen voor de kruisiging waarschuwde Hij hen dat het koninkrijk zou worden weggenomen en aan anderen gegeven zou worden (Matth. 21:43), maar ik ben ervan overtuigd dat Zijn aanbod aan Israël nog op tafel lag tot aan de dag dat Hij opsteeg naar de hemel. Dat is waarom Hij nog steeds sprak over het Koninkrijk van God, ook gedurende de 40 dagen na de opstanding (Handelingen 1:3). 40 is het getal van het testen. Aan het teken van Jona was voldaan, en aan Israël werd nog 40 dagen gegeven om Hem eindelijk aan te nemen.
Natuurlijk heeft de Heer altijd geweten dat ze voor de test niet zouden slagen. Dat is waarom Paulus kon beweren dat hij een eeuwenoud geheim ging onthullen toen hij aan de kerk in Efeze vertelde dat door het Evangelie de heidenen, samen met Israël, tot erfgenamen werden gemaakt (Efeze 3:4-6). Israëls verwerping verraste Hem niet.
Vanuit dit perspectief is het duidelijk dat de Eindtijdrede niet over de Kerk ging. Het is het verhaal van de Joodse Messias, sprekend op de Olijfberg tegen Zijn Joodse volgelingen over de toekomst van Israël. Om dit punt te onderstrepen verwees Hij (in Matt. 24:15-21) naar een Joodse Tempel en waarschuwde hen te vluchten als ze de gruwel der verwoesting zagen dat die daar stond, omdat dit het begin van de Grote Verdrukking zou markeren. Hij vertelde hen te bidden dat hun vlucht niet zou plaatsvinden op een sabbat. Dat betekent dat er gelovigen van het Oude Verbond zijn in Judea, de bijbelse naam voor Israël, die aanbidden in een tempel aan het einde van de tijd. Zij zijn de enige mensen voor wie het onwettig zou zijn om te vluchten op een sabbat.
Dit zijn de enige specifieke verwijzingen naar een groep mensen in deze hele passage. Beide wijzen ze naar Israël; en ze zijn beide geschreven in de 2e persoon (v.15: als je ziet... v.20: bid dat uw vlucht...), wat aangeeft dat de Heer de discipelen ziet als vertegenwoordiger van Israël. Om de Kerk een plaats te geven in de Eindtijdrede is het maken van een fundamentele fout in de interpretatie. (Alleen het pre-Trib Opname standpunt vermijdt deze fout.)
Dus waarvoor?
Dus waarom staat de Eindtijdrede in het Nieuwe Testament als het niet voor de Kerk is? Daar zijn verschillende goede redenen voor. Ten eerste geeft het aan de Kerk een aantal vroegtijdige waarschuwingssignalen die we kunnen gebruiken om te weten hoe dicht we bij ons vertrek staan. De barensweeën van Matt. 24:4-8 dienen als "nabijheidsindicatoren", die als ze vaker optreden, we steeds dichterbij zijn. Ook door hele Kerkperiode heen zijn de tekenen van de Heer aan Israël zijn niet het bewijs, allereerst omdat tot 1948 er geen Israël was. Dit is wat de wedergeboorte van de natie maakt tot een primair teken dat de Eindtijd over ons is gekomen.
Ten tweede laat het ontbreken van een verwijzing naar de Kerk ons zien, dat we hier niet zullen zijn tijdens het moment waarover Hij sprak.
En ten derde toont het aan de gelovigen in de Verdrukking, zowel binnen als buiten Israël, waar ze op moeten letten om hen te helpen hun geloof te behouden dat Hij komt om hun beproeving te beëindigen.
Noch de engel Gabriël, noch de Heer, misleidden Israël door het niet noemen van deze onduidelijke pauze tussen de 69e en 70e week uit de profetie van Daniël. Ten minste tot aan het kruis en misschien wel helemaal tot aan zijn hemelvaart lag het aanbod van de Heer op tafel van een Koninkrijk voor Israël. Had Israël Jezus aanvaard als haar Messias, dan zou de pauze nooit hebben plaatsgevonden. Dit zou ook kunnen verklaren waarom het Evangelie maar beperkt aansloeg onder de heidenen tijdens en onmiddellijk na de bediening van de Heer, en waarom het tot 20 jaar na het kruis duurde voordat dingen gebeurden zoals de directe deelname van de heidenen in de Kerk, en dat de leer van redding door genade en eeuwige zekerheid, de opname voor de verdrukking, en uiteindelijke bestemming van de Kerk werden geïntroduceerd.
Duidelijk is dat de Eindtijdrede werd gegeven aan en voor Israël. Ongeacht welke kijk je houdt van de volgorde van de Eindtijdgebeurtenissen, als je het hebt gebaseerd op de veronderstelling dat de discipelen de Kerk vertegenwoordigen in de Eindtijdrede, is het tijd dat u opnieuw over deze veronderstelling na gaat denken.
printen??? spaar papier en inkt.