De gelijkenis van het bruiloftsmaal
18 februari 2015 | door Jack Kelley
"En Jezus antwoordde en sprak opnieuw tot hen door gelijkenissen, en zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning die voor zijn zoon een bruiloft bereid had, en hij stuurde zijn slaven eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen. Opnieuw stuurde hij slaven eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft. Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. En de anderen grepen zijn slaven, behandelden hen smadelijk en doodden hen. Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand. Toen zei hij tegen zijn slaven: De bruiloft is wel bereid, maar de genodigden waren het niet waard. Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er maar zult vinden. En die slaven gingen naar de wegen, verzamelden allen die zij vonden, zowel slechte als goede mensen; en de bruiloftszaal werd gevuld met gasten. Toen de koning naar binnen was gegaan om de gasten te overzien, zag hij daar iemand die niet gekleed was in bruiloftskleding. En hij zei tegen hem:Vriend, hoe bent u hier binnengekomen terwijl u geen bruiloftskleding aan hebt? En hij zweeg. Toen zei de koning tegen de dienaars: Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en werp hem uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren." (Matt 22:1-14)
Waarom al die gelijkenissen?
Het Griekse woord voor gelijkenis betekent letterlijk 'om te vergelijken'. Een fictief aards verhaal ligt naast een hemelse waarheid om te helpen de betekenis ervan te geven. Toen de discipelen Jezus vroegen waarom hij tot de mensen sprak in gelijkenissen, zei hij:
"Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven.
Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden, zelfs wat hij heeft." (Matt. 13:11-12)
Eigenlijk betekent dit dat een gelijkenis was bedoeld om twee dingen te bereiken: 1) het instrueren van zijn volgelingen, en 2) bij ieder ander om te verwarren. Deze schijnbaar tegenstrijdige doelstellingen kunnen gebeuren, omdat het de Heilige Geest is die ons het begrip geeft dat we nodig hebben. Zonder de Heilige Geest kan niemand de dingen van God begrijpen. Paulus zegt het op deze manier:
"Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden." (1 Kor. 2:14)
De gelijkenis van de bruiloftsmaal is een goed voorbeeld. Hij is zeer leerzaam of erg verwarrend, afhankelijk van uw begrip van de Bijbel. (Praktische kennis van de Joodse bruiloft in bijbelse tijden kan ook zeer nuttig zijn, maar is niet essentieel.)
De huwelijksmakelaar
De gebruiken van de Joodse bruiloft in de eerste eeuw waren zo, dat de vader van de bruidegom verantwoordelijk was voor het evenement en al de kosten droeg die samenhingen met de bruiloft en het feestmaal dat volgde. Mij is verteld dat dit inclusief het verstrekken van een speciaal gemaakt kledingstuk voor de gasten was, dat door een gast over zijn gewone kleding kon worden gedragen. Dit kledingstuk voor de bruiloft werd gepresenteerd aan de gast bij aankomst en om onmiddellijk aan te trekken. Weigering om het te dragen was een belediging voor de vader van de bruidegom en kon er de oorzaak van zijn dat de gast verwijderd werd van de festiviteiten (Bron: http://www.bible-history.com/biblestudy/marriage.html).
Zoals ik al zei, zijn de gelijkenissen van onze Heer Jezus aardse verhalen, die bedoeld zijn om hemelse waarheden uit te leggen. Elke persoon of object is symbolisch iemand of iets anders. Inzicht in de symboliek is van cruciaal belang om de les van de gelijkenis te ontdekken. In feite, om de volledige theologische impact van een gelijkenis te ontvangen, is een begrip daarvan een vereiste.
De Koning vertegenwoordigt God de vader, zijn zoon: onze Heer Jezus. De genodigden die zijn uitgenodigd symboliseren Israëls afwijzing van de Messias, en de dienaren die Hij zond om uit te nodigen zijn de profeten. De stad die Hij vernietigde is Jeruzalem, en de bruiloft is het Koninkrijk der hemelen. Dit bepaalt de tijd van de gelijkenis bij de wederkomst.
Ken jij de bruid wel?
Sommigen zeggen dat de laatste groep waar Hij zijn dienstknechten naar uitzond om hen uit te nodigen, de kerk vertegenwoordigt, maar de symboliek en de tijd is dan verkeerd. De kerk is de bruid van Christus (Efeze 5:25-27), niet een groep die op het laatste nippertje de gasten verving. Aangezien Israël al een uitnodiging had, en de kerk (zijnde de bruid) geen uitnodiging krijgt, wie kunnen dan deze gasten zijn?
Zij moeten afkomstig zijn uit een tijd nádat de bruid is gekozen en voorbereid, want het bruiloftsmaal is reeds klaar en alleen de gasten ontbreken nog voordat de festiviteiten kunnen beginnen. Ze kunnen daarom alleen uit een groep komen die wij de gelovigen uit de verdrukking noemen en die tot geloof kwamen na de opname van de kerk in Openbaring 4, maar vóór de bruiloft van Openbaring 19.
Hier is de echte les van de gelijkenis
Het bruiloftskleed vertegenwoordigt Gods gerechtigheid. Dit is een begrip dat is uitgelegd bij meerdere gelegenheden, zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Jesaja beschreef onze gerechtigheid als vuile vodden (Jes. 64:6) en Gods gerechtigheid als "kledingstukken van zaligheid" en "gewaden van gerechtigheid" (Jes. 61:10). Hierbij is de verwerving van deze kwaliteiten vergeleken met kleding die gegeven wordt op een bruiloft.
"Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil, de mantel van gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan, zoals een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk hoofdsieraad, en een bruid zich tooit met haar sieraden" (Jes. 61:10).
De kerk in Openbaring 19 wordt voorgesteld als een bruid, die is gekleed in wit linnen, dat onze gerechtigheid vertegenwoordigt. Maar zoals in Jesaja 61:10 de gerechtigheid gesymboliseerd wordt door de kleding die gegeven is aan de bruid, is die niet gekocht of verdiend. Paulus zei dat ons gerechtigheid is gegeven, en dat komt tot ons door het geloof (Romeinen 3:21-22).
Het feit dat een gast wordt uitgeworpen in de duisternis vanwege het niet dragen van de bruiloftskleren, geeft aan dat deze late gasten net zo goed verplicht zijn om te worden gekleed in "kledingstukken van zaligheid". Openb. 16:15 vertelt ons dat de gelovigen uit de verdrukking acht zullen geven "op hun kleren, zodat men hun schaamte niet zal zien." Met andere woorden: ze zullen verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de gerechtigheid die zij dan hebben gekregen door het gehoorzamen aan Gods geboden en trouw te zijn aan Jezus (Openbaring 14:12). Alleen de Gemeente heeft de toezegging tot de gave van een eeuwige veiligheid.
Daarom is deze gast die weggeleid werd, een gelovige uit de verdrukking, die nu probeert om toegang te krijgen tot het feestmaal in zijn eigen kleding, terwijl hij het "kledingstuk van de zaligheid" dat hij gekregen had heeft verloren of afgedankt. Hij hoopte alsnog toegang te krijgen tot het Koninkrijk in zijn eigen gerechtigheid, die zoals Jesaja zei, zijn als vuile vodden in de ogen van God.
Dit is een andere kijk dan op de gelijkenis van de 10 bruidsmeisjes (Matt. 25-13). De achtergrond daar is ook de tijd van de tweede komst. En nogmaals, de Gemeente is niet de bruidsmeisjes. De kerk is de bruid en haar kan niet de toelating tot haar eigen bruiloft worden geweigerd. De vijf die waren uitgesloten zijn gelovigen uit de verdrukking, die hun zaligheid hebben verloren door Gods geboden niet te gehoorzamen, of door niet trouw te zijn aan Jezus, of beide. Dit wordt aangegeven door hun gebrek aan voldoende olie, wat symbolisch is voor de Heilige Geest. Aangezien de Heilige Geest is verzegeld binnen de Gemeente als een garantie van onze zaligheid (Efeze 1:13-14), moeten de bruidsmeisjes die uit de feestzaal uitgesloten worden een groep van na de Opname vertegenwoordigen, van wie de Heilige Geest is weggegaan na een verval van het geloof.
Velen zijn uitgenodigd, maar weinigen uitverkoren (Matt 22:1-14). God verlangt niet dat men verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9). Maar of het nu de bruid is of de bruiloftsgasten, de enige gerechtigheid die ons de toegang geeft in zijn aanwezigheid, is datgene wat ons als een geschenk is gegeven, en dat wordt geaccepteerd in geloof (Rom. 3:21-22). Iedereen die in Christus is gedoopt heeft zichzelf bekleed met Christus (Gal 3:27). Want God maakte Hem, die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem (2 Kor. 5:21).
Editor: Het boek Wake UP gaat nog veel verder in op deze materie.