De oudste en de jongste zoon

Gelijkenissen

De gelijkenissen die door Yeshua worden uitgesproken zijn in de eerste plaats gericht tegen het Joodse volk.
Niet tegen de gemeente want die was er nog niet. Natuurlijk kunnen we de gelijkenissen op ons eigen leven toepassen. Het woord van G'd heeft meer kracht en is toepasbaar op alle dingen van het leven
Maar laten we de eerste betekenis eens gaan bekijken. De grondslag voor enkele gelijkenissen ligt in de profetie van Noach. Sem is de oudste en Jafeth de jongste. In de vervloeking tegen Cham wordt dan gezegd dat Jafeth zal wonen in de tenten van Sem, Gen. 9:27.

Als Yeshua vertelt over de oudste zoon in Matth. 21:28 e.v. over de oudste broer aan wie wordt gevraagd om in de wijngaard te gaan werken. Deze stemt toe. De jongste echter weigert maar gaat later toch.

Hier zien we het volk Israël die bij de berg Sinaï belooft om G'd te gehoorzamen. Men voldoet echter niet aan de opdracht. Het hele volk niet, ja zelfs worden tien stamen gedeporteerd en blijven twee stammen over om aan die opdracht verder te werken. Ook dan komt er niets van. Na het sterven van Chistus wordt dan de opdracht gegeven om het evangelie te prediken bij de jongste broer Jafeth.
We zien in de geschiedenis dat deze wel aan de opdracht gaat werken. Vanuit Europa gaat het evangelie over de wereld.

Zo is het ook in de gelijkenis over de jongste zoon die wegtrekt de wereld in. Jafeth is weg getrokken naar Europa en heeft daar alles verlaten wat hem was mee gegeven. De oudste broer bleef bij de Vader. De nakomelingen van Abraham kregen de belofte van het verbond en de taak de volken met G'd bekend te maken.  Op het moment dat Jafeth tot inkeer komt en de Here zoekt zien we de Vader met open armen staan om hem te ontvangen. Jafeth krijgt een kleed van de profetie, de ring van het koningschap en het schoeisel aan zijn voeten om het evangelie te brengen.

De oudste zoon kan dat niet aanvaarden dat de volken terugkomen bij de Vader en blijft buiten en is op dit moment nog steeds buiten. Dit in overeenstemming met wat Paulus zegt in Rom. 11. Wat een feest als straks Israël straks weer het Vaderhuis binnenkomt.

Hetzelfde zien we in het verhaal van de arme Lazarus en de rijke man. Wie is die rijke man? Van hem wordt vertelt dat hij 5 broers heeft. Wel het tweestammenrijk bestaat voornamelijk uit Juda en die had 5 broers, zonen van Lea. Ruben, Simon, Levi, Issachar en Zebulon. De rijke is het beeld van het joodse volk dat in het bezit is van de rijkdom van het leven met G'd de wetgeving en de arme is het beeld van de volken die in de armoede zonder dit leven met G'd.

Als de rijke dan vraagt om een waarschuwing voor de broers, zegt Abraham dat ze de wet en de profeten hebben en als ze van mening blijven dat ze geen bekering nodig hebben hun lot onafwendbaar is. De rijke merkt dan op dat wanneer iemand uit de doden zou terug keren ze zich wel zouden laten gezeggen. Abraham zegt dan dat ze zelfs dan zich niet zullen laten gezeggen. Hier wordt dus al al geprofeteerd dat zelfs de opstanding van Yeshua hen niet als volk tot bekering brengen.
Maar hoe staat het met ons want nu verkeren wij in de positie van de geliefde zoon die werkt voor de Vader in het Vaderhuis, kijkt u al uit naar onze oudste broer?

De apostel Paulus vroeg aandacht voor het vraagstuk van het joodse volk en gaf het volgende antwoord.
Ze zijn toch niet zo gestruikeld dat ze wel moesten vallen. Volstrekt niet, door hun val is het heil tot de heidenen gekomen.

Het plan van de Vader

De Vader heeft een plan, en omdat plan te kunnen doorgronden is het nodig om te zien waarom over het joodse volk een verharding kwam aangaande de waarheid van Yeshua en waarom de volken wel de glorie van de Messias zagen en het huis van Juda de afgelopen 1900 jaar zijn gestruikeld over Hem die de allerheiligste is. (Jes. 8:14 en Joh. 2:10-22).
Lang geleden had de Vader het plan dat het huis van Efraïm (nadat ze onder de volken waren verspreidt) om hun weer naar Hem terug te laten keren. Hosea spreekt hierover en Rom. 9:24-26. Hij wilde dit volk gebruiken (dat  dus niet zijn volk was geworden, Lo-Ammi) om het huis van Juda op te wekken tot jaloezie (Gen 48:19; Hos. 1-2; 8:8; Amos 9:9; Rom. 11:1 en Petrus 1:1-2; 2:9-10).
In de brief aan de Romeinen in hoofdstuk 11 legt Paulus uit dat de Vader de volken wilde gebruiken om Israël tot jaloezie te wekken om hen zo te laten herrijzen.
G'd de Vader gaf aan het niet joodse Israël samen met de heidenen die waren toegetreden (en diegene daarbij horen als zijnde Israëlieten. Ezech.36:16-17) een heilige opdracht. Wek het huis van Juda op tot jaloezie zodat ze met jullie gaan wedijveren o Efraïm.

Maar in tegenstelling tot deze opdracht zie we vandaag de dag dat het huis van Efraïm in het geheel niet is geïnteresseerd in het huis van Juda. Men haat ze zelfs en zijn zelf jaloers op alles wat van het huis van Juda is. Dit had Zacharia al geprofeteerd. De Vader had de staf samenbinding verbroken en zo was er vijandschap tussen Juda en Efraïm.
Deze houding inspireert het huis van Juda niet erg om het huis van Efraïm na te volgen, integendeel het stoot juist af en zijn ze beslist niet jaloers op onze wijze van omgang met Adonai.
Om goed te begrijpen wat de heilige opdracht is van Efraïm om Juda op te wekken tot jaloezie, moeten we kijken naar het woord dat de bijbel daarvoor gebruikt.
Het woord "parazeloo" (Strong G3863-G3844-G2206) bestaat uit twee delen "para"is in het zicht en "zeloo", is warmte verspreiden.

Efraïm is geroepen om in liefde met Juda om te gaan en om terug te keren naar de oude wegen (Jer.31:31 en Jes. 51:2) Men zal meer acht moeten geven op hetgene dat aanwezig is in de joodse traditie. Dit omdat ons nog veel grotere dingen te wachten staan. B.v. de feesten en tijden zijn een schaduw van wat er komen gaat. Er is meer glorie dan Juda en Efraïm kan bevatten.
Paulus gebruikt het woord "parazeloo" ook als hij schrijft liever zelf van Christus verbannen te wezen ten behoeve van zijn eigen broeders in het vlees (Rom. 11:14).
Als hun dat maar tot Yeshua bracht. Paulus zou alles wat bijbels is doen om Juda bij Yeshua te brengen. Om de wens van Adonai te vervullen en het joodse volk tot jaloersheid te wekken. Hij begreep dat het joodse volk de H.Geest moest ontvangen om op die manier, "Zonen van de levende G'd", te worden, (dit tegenover de mening dat alleen niet-joden zijn aangenomen). Zie Rom. 8:15; 16; 23; 9:4; Gal. 5:5; Ef. 1:5).
Hij wist dat het huis van Juda als eerste de Messias had ontvangen en die zegening had ontvangen.
In de laatste dagen waarin wij nu leven, is het noodzakelijk dat de Efraïmieten dezelfde onophoudelijke zorg hebben als Paulus had voor zijn joodse broeders. We moeten ons zelf geven aan die taak en het joodse volk opwekken tot jaloezie, zoals de Vader dat wilde in Zijn plan tot redding van Juda en Efraïm (Rom. 11:25,25).

De Vader zijn plan om te maken is, dat Juda wil hebben wat Efraïm heeft, ER IS GEEN ANDER PLAN.
Paulus ontvouwt dit plan als hij de woorden herhaald die Adonai heeft gesproken door Mozes, "Ik wil naijverig maken op wat geen volk is, toornig op een onverstandig volk. Rom. 10:19
Diegene die geen begrip hadden van de G'd van Israël werden vreemdelingen genoemd ze waren outsiders en vreemd voor Hem, Petrus schrijft dan ook in zijn brief: "aan de vreemdelingen in de verstrooiing, de uitverkorenen naar de voorkennis van G'd de Vader, in de heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Yeshua Messias", en "Gij zijt echter een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (G'd) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht; u, eens niet zijn volk (Lo-Ammi), nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen. 1 Petr. 1:1-3 en 2:9,10).
Efraïm was een "geen volk - Lo-Ammi". En de Vader zei tegen hen, "Ik zaai voor Mijzelf in het land en zal mij ontfermen over Lo-Ammi en tot Lo-Ammi zeggen: "Gij zijt mijn volk" en hij zal zeggen: "mijn God." (Hosea 2:22; Rom. 9:25,26; Ez. 37:15-28).
Het plan voor de redding van Juda is dat Efraïm, Juda moet roepen, maar de vraag door alle eeuwen heen is. Hoe?
Hoe kan Efraïm, Juda tot jaloersheid wekken? Niet door onze huidige opstelling.

Schaduw en gestalte.

De feesten van Israël vertellen het plan van de Vader om de mensheid te redden. De jaarlijks weer keren-de feesten dienen voor Israël als een steeds weerkerende bijbelcursus. Ze zijn de schaduwen van de werkelijkheid in de gestalte van Hij die Yeshua is. Maar zoals de schaduw niet kan worden gescheiden van de gestalte kan men de feesten niet scheiden van Yeshua. Ze kunnen niet los staan van Hij die de "Ene" is en waarvan ze de afbeelding zijn.
Deze feesten zijn eeuwig en zullen altijd worden gevierd, ze zijn de feesten van de Messias. (Lev. 23:1 en 1 Cor. 5:7)

Efraïm de verloren zoon.

Omdat Efraïm de verloren zoon is en verspreidt onder de volkeren, vierden ze niet de feesten van G'd. In die tijd waden ze in de modder van vergeten instructies en wetten van de Thora die G'd hun had gegeven. De Vader zei, "Mijn volk gaat te gronde bij gebrek aan kennis. (Hosea 4:6)
Toen de jongste zoon terugkeerde wilde hij vaak met geweld Juda bekeren naar hun geloof. Dit in tegenstelling tot onze dagen nu er zijn van Juda  broeders komen die zonder geweld Efraïmieten tot het Judaïsme willen bekeren. Er zijn christenen die meer waarde gaan hechten aan het Judaïsme dan aan de verzoening van Christus.
Is er een mogelijkheid dat er een weg is die beide kunnen gaan en erkennen als, "de waarheid", en niet alleen de eigen mening presenteren.
Als Efraïm op zoek ging naar Juda om hen tot jaloersheid op ter wekken en zelf terug te keren naar zijn joodse wortels, zou dat mogelijk zijn?
Men loopt dan een zeker gevaar. Het gevaar is dat men zegt het is joods en dus beter dan het christelijke.
In onze dagen zijn er leraren die openlijk suggereren dat de joodse gebruiken beter zijn. Terwijl er zijn die leren dat het jodendom boven alles staat.
Maar zelfs als Efraïm zou grijpen naar de slip van een joods man, (Zach. 8:23), de Vader heeft gezegd: "In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen tezamen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan uw vaderen ten erfdeel gegeven heb." (Jer. 3:18). Zie ook Micha 5:1,2.
Juda zal naar Efraïm gaan en Efraïm naar Juda, en ze zullen leren te doen als de Messias en elkaar dienen. Ze zullen zijn geboden houden, maar niet als opgeblazen heidenen die het beter weten.
Tijdens zijn rond wandeling op aarde zei Yeshua: "Gij weet dat zij die voor vorsten der volken doorgaan over hen heersen en hun grote macht over hen oefenen. Doch onder u gaat het zo niet; maar wie groot onder u wil worden moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn moet aller slaaf wezen. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven ten losprijs voor velen." Marcus 10:42-45, Lei. Zie ook Matt. 20:25-28 en Luc. 22:25-27.
Elkaar dienen niet heersen over elkaar. Dat moet onze houding zijn.

Efraïm geroepen om te dienen.

We moeten ons realiseren dat de Vader diegene uit Efraïm roept om naar Juda te gaan en hen op te wekken, te stimuleren in wedijver voor G'd.
De Vader heeft geen plaats voor de wilde ranken van Efraïm en zal ze weg kappen (Jer. 2:18,21 en 11:10-16; Rom. 11) alhoewel hij ze goed voorbereid voor deze taak.
Ze hebben de waarheid dat Yeshua de Messias is (Joh. 14:6). Diegene van Efraïm die heel ver met Juda mee kan gaan, die weet dat hij de waarheid heeft,. Dat is tegengesteld aan wat sommige leren ten aanzien van het Judaïsme.
Efraïm heeft de waarheid dat boven alles staat. Maar als Efraïm geen liefde heeft voor Juda, zal Efraïm  nooit een positief effect hebben op Juda of hun begerig of verlangend te maken of jaloers, over de Messias Yeshua, totdat Efraïm zelf ijverig is om de waarheid door te geven die de Vader aan hem heeft gegeven over de  Messias, (Joh. 17:14-20).
We moeten ijverig zijn als Paulus om onze broeder naar het vlees op te wekken om terug te keren, maar weigeren iets af ter doen aan de heilige regel waar toe de Vader ons roept , ­"Liefdevolle confrontatie".

Hoe zullen we dus Juda moeten opwekken? Allereerst door te laten zien welke waardevolle relatie we hebben tot de Vader. En daarvoor is de gelijkenis van de verloren zoon ons gegeven.
De oudste broer werd jaloers omdat de jongste feest zat te vieren met de Vader. Zo moet Efraïm feest vieren met de Vader en daardoor Juda opwekken tot naijver.
Is dat al zo of moeten we daarvoor wachten tot de gemeente is opgenomen?