De Tora

De wet is onder christenen een omstreden onderwerp.

Is de wet niet meer geldig voor de mens die leeft onder het nieuwe verbond? Of is het zoals de Here zegt in de Bergrede dat de totale wet voor ons nog van kracht is en alleen de ceremoniële en offerwetten door Hem zijn vervult.

Wat is de betekenis van het nieuwe verbond. We lezen in Jer. 35 dat de Heer een nieuw verbond zal sluiten met Israël met een verbond in de harten geschreven.
Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een G’d zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. (Jeremia 31:31-33 NBG51)

Zo ook de passage in het boek Ezechiël
Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. (Ezechiël 36:27 NBG51)

Dat nieuwe verbond wordt door de Heer ingesteld tijdens de laatste Pesachviering hier op aarde.
Nu was dit een echte maaltijd die de joden moesten eten in de tijd dat men nog in Egypte was en men dit moest eten om reisvaardig te zijn voor de aanvang van die reis. Deze maaltijd wordt tijdens de Pasen opnieuw "ter gedachtenis" gegeten.
Tijdens die maaltijd worden vier bekers wijn gedronken die elk een eigen betekenis hebben. Deze handeling komt voort uit Exodus 6:6-7. De eerste beker voor de verlossing van de dwangarbeid de tweede beker voor de verlossing uit het land Egypte. De derde voor de verlossing uit de slavernij en de vierde voor de aanneming tot volk. Deze vierde beker wordt na de maaltijd gedronken.
Zeg derhalve tot de Israëlieten: Ik ben de Here, Ik zal u onder de dwangarbeid der Egyptenaren uitleiden, u redden van hun slavernij en u verlossen door een uitgestrekte arm en onder zware gerichten. Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een G’d zijn, opdat gij weet, dat Ik, de Here, uw G’d, het ben, die u onder de dwangarbeid der Egyptenaren uitleid. (Exodus 6:6-7 NBG51)

Wat is dan het nieuwe wat Jezus instelt? Wel de verlossing uit de slavernij der zonde. Hij heeft betaald en daaraan mogen we denken als we de maaltijd eten drinken. Hij is de Hogepriester die nu alle offers heeft gedaan voor ons. Zijn bloed is gesprenkeld op het hemelse altaar.
De eerste beker is de beker van de verlossing van de heerschappij van de satan. De tweede dat we geen slaven meer zijn. De derde voor de verlossing en de vierde tot aanneming als zonen. Jezus wijzigt alleen de laatste beker die van de verlossing, de rest niet. Dat is het nieuwe in het oude verbond. Dat oude verbond word niet vernietigd maar veranderd.
Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt. (Lucas 22:20 NBG51)

Nu klopt ook wat Jezus zegt tijdens de Bergrede. Er gaan dingen uit de wet vervult worden maar er worden geen dingen ontbonden, zo in de zin van, oké dit was niet zo goed in plan A laten we nu maar overgaan naar plan B. Nee alles blijft zoals het is en worden er zaken uit de wet vervult. of voldaan.
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. (Matthëus 5:17-20 NBG51)

Vervullen is in de joodse wereld een uitdrukking voor het idee van; dat wat ik doe en leer en dat geef ik aan anderen door, die dat ook weer doen en doorgeven.
en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten. (2 Timothëus 2:2 NBG51)

Nu zal er gezegd worden; maar wat bedoelden de apostelen dan toen ze zeiden dat de heidenen de wet niet mocht worden opgelegd. Laten we eerst lezen wat Jacobus zegt en letten op de laatste regel.
Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot G’d bekeren, niet verder moet lastig vallen, maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afG’den bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen. (Handelingen 15:19-21 NBG51)

Er kwamen mensen in de vergadering naar voren die zeiden dat men de nieuwe broeders en zusters moest opdragen om de hele wet te houden.
Wat erger was dat daarbij het idee ontstond bij div. mensen dat hun behoud daarmee verbonden was. En daar tekenen de apostelen dan ook zwaar protest tegen aan, maar ook in die zin dat dit veel te zwaar zou zijn voor een pas gedoopte, om zich ineens helemaal aan de wet te moeten aanpassen. Daarom moesten ze zich in eerste instantie zich aan bepaalde dingen van de spijswet houden en zich van die zaken onthouden die eigenlijk bij het normale patroon van heidenen behoorden.
Werd daarmee de wet terzijde geschoven? Mochten ze toen wel moorden echtbreken incest of andere zaken die ieder mens weet als zondig. Nee toch. Het ging hier speciaal om die ingewikkelde spijswetten. En zelfs die worden niet terzijde geschoven, nee, want wat zegt de apostel in de laatste zin van dit vers. "Immers ze hebben de wet van Mozes die van oudsher in elke synagoge op de sabbat wordt voorgelezen".Hij zegt hier dus eigenlijk. "Zo kunnen ze zich dus bekwamen in het verder onderhouden van een best wel ingewikkelde levenswijze".
Even later in dit hoofdstuk van Hand. 15 worden deze belangrijkste zaken nog herhaalt.
onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wel doen. Vaart wel. (Handelingen 15:29 NBG51)

Diezelfde Jacobus komt in zijn brief er weer op terug dat de wet nog steeds voor een ieder van belang is. Je kunt er de verlossing niet mee bewerken, want dat is veranderd, maar wel een beter leven. Want het is voor onze eigen lichamelijke en psychische gezondheid belangrijk dat we de regels volgen.
Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag.
Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen. (Jacobus 1:23-25 NBG51)
Hij zegt hier als iemand de wet leest of hoort en niet doet is alleen maar een hoorder, maar die ze leest of hoort en ze ook doet, die zal gelukkig zijn. Want daartoe zijn deze regels n.l. bedoelt. Om een gezond leven te leiden en niet als strafmaatregel.
Nogmaals de regels van G’d opvolgen geeft geen redding, want niemand kan ze houden. Trouwens voor sommige regels heeft men een theocratie nodig en daar leven we niet in. Ook kunnen we de regels niet aan anderen opleggen maar alleen voor ons zelf besluiten hier zoveel als mogelijk gehoor aan te geven.

Nu worden de brieven door ons met een heel andere bril op gelezen dan de mensen waarvoor de brief was bestemd. Hoe lazen de mensen? Wel die waren allen opgevoed met de idee dat men kon worden gered door het houden van de wet. Paulus schrijft namelijk tegen de leringen van die joden die in de gemeente waren en de anderen er van hadden overtuigd dat men de wet moest houden anders was er geen redding.
Paulus heeft het daar ook over als hij zijn brief naar de Galaten schrijft.
Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!(Galaten 1:6-9 NBG51)
Hij wordt woedend als hij hoort dat er mensen zijn die beweren dat de verlossing door het houden van de wet komt. Hij gaat echt te keer tegen deze stelling. Want zo zegt hij, de wet was een tuchtmeester geweest.
Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester. (Galaten 3:23-25 NBG51)

Maar in hoofdstuk 3 waarin hij zegt dat de wet moest uitlopen op de Christus, komt het volgende deel uit de brief aan de Galaten.
Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles; maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip, dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten. Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft G’d zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen. En, dat gij zonen zijt, G’d heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door G’d. Maar in de tijd, dat gij G’d niet kendet, hebt gij G’den gediend, die het in wezen niet zijn. Nu gij echter G’d hebt leren kennen, ja, meer nog, door G’d gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. (Galaten 4:1-10 NBG51)

Als je nu eigenaar bent van het Woord en geen slaaf meer dan zal je toch nog veel meer uit vrije wil de de regels volgen die G’d heeft voorgeschreven. Echter niet meer via strafmaatregelen.
Ook Romeinen 7 spreekt hier over
Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij G’de vrucht zouden dragen

Wie is er gestorven de zonde of de onderwijzing?

Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter. Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet;

Als de wet er niet is hoe moet je dan de zondige staat erkennen? Elke mens buiten Jezus staat onder de wet. Met al zijn straffen.
immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood. Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, en het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn; want de zonde heeft uitgaande van het gebod, mij misleid en door middel daarvan gedood. Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. Is dan het goede mijn dood geworden? Volstrekt niet! Maar de zonde heeft, opdat zij zou blijken zonde te zijn, door het goede mijn dood bewerkt, opdat de zonde bij uitstek zondig zou worden door het gebod. Wij weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde.
Paulus legt dan verder uit waarom de onderwijzing goed is
Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. Indien ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe, dat de wet goed is.
........................... maar het goede uitwerken, kan ik niet.
Hij sluit af met de woorden: ikzelf kan mijn redding niet bewerken er is maar één Naam één weg om te kunnen verlossen en hij sluit dit gedeelte dan ook af met de woorden,:
Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? G’de zij dank door Jezus Christus, onze Here! Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet G’ds, maar met mijn vlees aan de wet der zonde. (Romeinen 7 NBG51)

Hier wordt dus duidelijk dat de wet geen verlossing kan brengen, toch is de wet heilig zegt Paulus, maar hij kan zich zichzelf niet verlossen dat moet Christus doen en krijgt hij de wet in het hart geschreven. En is daardoor de wet dan buiten werking? Was hiermee voor Paulus en de andere apostelen duidelijk en klaar dat de wet niet meer in werking was?
Nee, want wat gebeurd er in Hand 21., als Paulus in Jeruzalem aankomt en dat van Paulus word gezegd, volgens Jacobus
nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven. (Handelingen 21:21 NBG51)
En wat is dan wat Jacobus zegt. Goed gedaan en gesproken je hebt volkomen gelijk?, Nee dat zegt hij niet. Hij (Jacobus) zegt: "om die beschuldiging tegen te spreken moet je het volgende doen".
Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt. Doe daarom wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen bij ons, die een gelofte op zich genomen hebben; neem hen mede, heilig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat zij hun hoofd kunnen laten scheren; dan zullen allen bemerken, dat van alles, wat men hun van u verteld heeft, niets waar is, maar dat gij ook zelf medegaat in de onderhouding van de wet. Maar inzake de heidenen, die tot het geloof gekomen zijn, hebben wij als ons oordeel geschreven, dat zij zich hebben te wachten voor wat de afG’den geofferd is, voor bloed, voor het verstikte en voor hoererij. Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de volgende dag met hen, ging in de tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was. (Handelingen 21:22-26 NBG51)


Om iedereen de mond te snoeren wat er van hem gezegd wordt moet Paulus dit dus in het openbaar tegen spreken, door zijn daden. Nu, als de Heer werkelijk de hele onderwijzing buiten werking zou hebben gesteld, dan zouden ze in deze niet gehoorzaam zijn, maar eigen wegen volgen.
Het is naar de mening van onze joodse broeders niet zo dat G’ds geboden verwaarloosd mogen worden omdat we onder de genade leven. Ze zijn juist uitvoerbaar omdat we onder de genade leven. G’ds Geest als geschenk van het nieuwe verbond is de kracht om te gehoorzamen aan de geopenbaarde wil van G’d. Ook zijn er onder geënte broeders die deze mening zijn toegedaan.

Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij lief heeft; en wie Mij lief heeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. (Johannes 14:15-21 NBG51)

Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde. (Johannes 15:10 NBG51)
Hier zegt de Here zelf dat we de geboden van de Vader moeten bewaren en dat de Geest der waarheid ons daartoe gegeven is. En mag nu de gemeente daar vrij uit kiezen wat wel en wat niet mag? Natuurlijk niet alleen wat is vervult treedt buiten werking, het andere blijft.
Ook Johannes komt hier op terug in zijn brief.
En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet. (1 Johannes 2:3-4 NBG51)
Ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. En dit is zijn gebod: dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkander liefhebben, gelijk Hij ons geboden heeft. En wie zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft. (1 Johannes 3:22-24 NBG51)
Want besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wel het houden van G’ds geboden. (1 Corinthiërs 7:19 NBG51)

Dat is dus belangrijk volgens dit vers, het houden van G’ds geboden. In dit gedeelte wordt meteen de besnijdenis optioneel gemaakt want het teken van het nieuwe verbond is de doop.

Zo ben ik van mening dat alles wat we onderhouden van de wet ons tot een beter leven strekt en het houden, (ook van de spijswetten en de feesten) van alle delen die nog niet zijn vervult, een G’de aangenaam werk is

Wat is verdwenen na Christus.

1e:De offers, die zijn door Jezus vervult. 2e: Het priesterschap, nu in Christus is elke gelovige een priester.

Laten we eens nagaan aan de hand van Deuteronomium wat er dan zo vreselijk is aan de onderwijzing.
Te beginnen bij Deut. 12. De ene plaats van de eredienst. Dat is vervult door een teken van G’d zelf, het scheuren van het voorhangsel. Na die tijd is door G’d geen enkel zoenoffer meer geaccepteerd. Dat staat te lezen in de Babylonische talmoed Joma 39b.
Verleiding tot afgoderij; zie de tien geboden.
Tatoeage zelf niet voor doden. Elk rechtgeaarde christen keert zich daar van af of bekeerden hebben spijt dat het is gebeurd.
Verbod op onreine dieren is tijdelijk buiten werking gesteld om de heidenen niet onder druk te zetten Het verbod om bloed te eten, (zie de uitspraak van de apostelen) is gebleven. Het is trouwens een universele wet, niet alleen voor gelovigen. Hierdoor kan men bijna geen rood vlees meer eten, zonder dit gebod te overtreden. Een dier moet voor de gelovige koosjer geslacht worden.
Tienden geven. Als je zo leeft waarvoor die tienden bestemd zijn, dan is dat niet alleen voor de voorganger en de kerk.
Nee zelfs moest men daar de feesten van betalen, drank en eten kopen Deut. 14:26.
Ook werd daar de staatsinrichting van betaald. Theocratie. Onze staatsinrichting eist veel en veel meer.
Sabbatsjaar. Hier hebben we een probleem want zelfs de joden houden zich hier niet aan.
Slaven hebben we gelukkig niet meer, alhoewel sommige mensen zich wel uitgebuit voelen, ook hieraan zal een christen zich niet te buiten mogen gaan.
De feesten de drie hoge feesten, ja sommige houden we weliswaar op de verkeerde datum, maar het derde feest hebben we vervangen door een dankdag.
Rechtvaardige rechtspraak is een universele wet.
Geen heidense praktijken, nu we hebben toch geen beelden of gewijde stenen? Of mogen we ons schuldig maken aan afgoderij, occultisme e.d. zonder dat we de genade mis lopen?
Gehoorzaam zijn aan de koning, die we zelf hebben gekozen. Paulus schrijft dat we overheid moeten gehoorzamen zelfs al is die niet door ons gekozen.
Inkomsten voor de zendelingen of broeders die zich helemaal aan het verkondigen van het evangelie wijden. Moeten we daar niet voor zorgen? Ach we weten wel beter.
Waarzeggerij en valse profetie. Houden we ons daar mee bezig? Nee, we bestuderen het woord van de Here wat die ons te zeggen heeft.
Vrijsteden zijn gebonden aan het land Israël en landroof in principe ook. Maar is het de Here welgevallig als we, (zoals de blanken hebben gedaan) de landen van andere bevolkingen in bezit nemen en de bevolking onderdrukken?
Mogen we als christenen in de oorlog onnodig dingen vernielen. Nee! Dat het wel is gebeurd is zondig en niet goed te praten. Men voelt dat ook wel zo als we zien naar het gedenkteken dat de Engelsen hebben opgericht in Dresden.
Als iemand is vermoord en de dader is niet bekend moet er verzoening worden gedaan. Jammer dat we dat niet meer doen, dat een stad niet meer bijeenkomt om de onschuld te betuigen aan de moord. Alhoewel dus een stille tocht dus niet onbijbels is.
Dwingen we krijgsgevangen vrouwen om ons te huwen. Nee en verkrachting is een misdaad.
De wet op de weerspannige zoon is in Israël zelden ten uitvoer gebracht. Men denkt zelfs van nooit. Dit zal wel het geval zijn tijdens de regering van de Heer in het duizendjarig vrederijk.
Travestie. Is dat voor de christen geen zonde, jazeker en we houden er ons verre van.
Huwelijkswetten zijn gebleven en nog scherper geworden, 1 vrouw en 1 man, geen incest. Een christen houdt zich daaraan.
Of doen we soms aan gewijde ontucht? Ook geen andere ontucht. Seksuele onreinheid buiten het huwelijk of met mensen van hetzelfde geslacht of met dieren? De bijbel is er duidelijk over.
Reinheid van de woonplaats. Wie zich daar niet aan houd krijgt vanzelf de kwalijke gevolgen.
Gesnedene die niet in de gemeente mogen komen? Dit is vervult in Jezus, een ieder heeft vrij toegang tot de Here door zijn offer.
Barmhartigheid jegens een gevluchte slaaf? Asiel verlenen is ons toch niet onbekend?
Ja alleen nemen we wel rente van de volksgenoot, maar dit is weer een regel die meer op het land is gericht want van buitenlanders mag wel rente worden genomen. Alhoewel dan van een broeder geen rente mag worden genomen. Pijnlijk punt.
En de geloften tegenover de Here mogen we die breken? Ik zou er maar voorzichtig mee zijn.
En als een zwerver honger heeft dan is het toch onze taak om hem eten te geven. En we mogen niet stelen, dat is ons van jongs af geleerd en dat is ook een universele wet
Barmhartigheid is één van de pijlers van de christelijke leer. En blinkt een christen uit door onnodige wreedheid? Nee eerder zouden we het verwijt krijgen van, "een mooie christen ben jij".
Is een christen schaamteloos, of wegen we met onzuivere maat?
Als we na deze opsomming staande durven houden dat de onderwijzing is afgeschaft, dan zeg ik nee er zijn kerkelijke machten geweest die dingen hebben veranderd en afgeschaft. Niet de apostelen, verre van dat.
Als we bovenstaande bezien moeten we erkennen dat de wet wel degelijk in ons hart is geschreven en we ons niet goed bevinden als we er tegen in gaan.

Hoe is dit alles dan veranderd?

De feesten wie heeft die afgeschaft en wie had daar de bevoegdheid toe? In de bijbel is daar niets over te lezen, hooguit enkel een tijdelijke verlichting.
De sabbath? Wie aan kan tonen dat dit in de bijbel staat kon honderdduizend gulden incasseren. Er is niemand gekomen.
De R.K.kerk geeft openlijk toe dat zij daarvoor verantwoordelijk zijn. evenals de veranderde feesten. Sommige feesten houden we wel al is het op de verkeerde datum en op de verkeerde manier.
Veranderingen uit haat tegen de joden.
En wie in de protestantse kring heeft bepaalt dat dit korrekt is.
Sabbat, maatschappelijk is de zondag zo verankert dat alleen door ingrijpen van de Heer dat zal worden gewijzigd en een Jubeljaar zouden we het durven? Nee net zomin als Israël dit Jubeljaar aan durfden.
Deze regel is tegenover de arme naaste, iets ervan ligt vast in onze sociale voorzieningen, alleen nog te weinig.
En onder antichristelijke regering wordt er ook stevig aan getornd aan derg. wetgeving.

Van G’d moet elke familie om de 50 jaar een nieuwe kans krijgen. Minimaal 1 maal in een leven. Die kans is er ook om met G’d in het reine te komen. Die kans is er door Jezus aan te nemen als Zaligmaker en Redder, als Middelaar tussen G’d en mens. Een andere kans is er niet.

Tora teksten in het nieuwe testament.

Joh. 15 vers 25: Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat.
Uit derg. opmerkingen kunnen we opmaken dat het woord wet onjuist is voor de leer uit het oude testament.
Jer. 31 vers 31: Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. 32 Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. 33 Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een G’d zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Ezech. 36 vers 27: Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt.
28 Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een G’d zijn.

Matth. 5 vers 17: Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. 18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. 19 Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. 20 Want ik zeg : indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. 21 Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. 22 Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur. {~}
27 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. 28 Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd. {~}
31 Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven.
32 Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezonden trouwt, pleegt echtbreuk. 33 Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw Eden gestand doen. 34 Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van G’d is; 35 bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is; {~}
38 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. 39 Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; {~}
43 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. 44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief {Stv: zegent die u vervloeken, doet wel dengenen, die u haten} en bidt voor {Stv: die u geweld aandoen, en} wie u vervolgen, 45 opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. {~}
48 Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.

Matt. 6 vers 1: Ziet toe, dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden; want dan hebt gij geen loon bij uw Vader, die in de hemelen is. (~)
19 Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; 20 maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. 21 Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.. {~}
33 Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.

Hand 15 vers 19: Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot G’d bekeren, niet verder moet lastig vallen, 20 maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afG’den bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. 21 Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen {~}
28 Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: 29 onthouding van hetgeen de afG’den geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wel doen. Vaart wel!

Jakobus 1 vers 22: En weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij uzelf misleiden. 23 Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; 24 want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. 25 Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.
Hand 21 vers 21: nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven. 22 Wat is dan het geval? Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt. 23 Doe daarom wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen bij ons, die een gelofte op zich genomen hebben; 24 neem hen mede, heilig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat zij hun hoofd kunnen laten scheren; dan zullen allen bemerken, dat van alles, wat men hun van u verteld g, niets waar is, maar dat gij ook zelf medegaat in de onderhouding van de wet. 25 Maar inzake de heidenen, die tot het geloof gekomen zijn, hebben wij als ons oordeel geschreven, dat zij zich hebben te wachten voor wat de afG’den geofferd is, voor bloed, voor het verstikte en voor hoererij. 26 Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de volgende dag met hen, ging in de tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was.
Rom. 2 vers 20: een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, daar gij in de wet de belichaming der kennis en der waarheid bezit, 21 hoe nu, gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij, die predikt, dat men niet stelen mag, steelt gij? 22 Die overspel verbiedt, doet gij overspel? Die gruwt van de afG’den, pleegt gij tempelroof? 23 Die u op de wet beroemt, onteert gij G’d door uw overtreden van de wet? 24 Want de naam G’ds wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat. 25 Want besneden te zijn wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. 26 Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden? 27 Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt. 28 Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, 29 maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de ware besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter.
Rom. 7 vers 1: Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? 2 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond.
3 Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. 4 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij G’de vrucht zouden dragen. 5 Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; 6 maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter. 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. 8 Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood 9 Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, 10 en het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn; 11 want de zonde heeft uitgaande van het gebod, mij misleid en door middel daarvan gedood. 12 Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.

1 Joh. 2 vers 3: En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. 4 Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; 5 maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde G’ds volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. 21 Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover G’d,
1 Joh. 3 vers 22: en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. 23 En dit is zijn gebod: dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkander liefhebben, gelijk Hij ons geboden heeft. 24 En wie zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft.
1 Corinthe. vers 19:Want besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wel het houden van G’ds geboden.
Efez. 6 vers 1: Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht. 2 Eer uw vader en uw moeder (dit is immers het eerste gebod, met een belofte) 3 opdat het u welga en gij lang leeft op aarde.
Kol. 2 vers 16: Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, 17 dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is. 18 Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken.
Rom. 13 vers 9: Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Joh. 10 vers 34: Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: Gij zijt G’den?
Rom. 3 vers 31: Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet.
Rom. 7 vers 12: Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
14 Wij weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde.

1 Corinthe. 9 vers 21: hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet (hoewel niet zonder de wet van G’d, want ik sta onder de wet van Christus) om hen, die zonder wet zijn, te winnen.
1 Corinthe: 14 vers 34 moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. 15 En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.
1 Thim. 1 vers 6: Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat; 7 zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken. 8 Wij weten, dat de wet goed is, indien iemand haar wettig toepast, 9 wel wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor G’ddelozen en zondaars, voor onverlaten en ontheiligen, voor vadermoorders en moedermoorders en doodslagers, 10 hoereerders, knapenschenders, zielverkopers, leugenaars, meinedigen, en al wat verder ingaat tegen de gezonde leer.
Jak. 4 vers 11: Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet. 12 Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?